Konijnen
Konijnen kwamen oorspronkelijk alleen voor in de Sahara in
West-Afrika. In de Romeinse tijd werd het leefgebied uitgebreid
tot Zuid-Europa, waar het ook warm is en daarna tot in onze
duinen. De duinen waren 's zomers een prima plek voor de
konijnen. Aan de zuidkant kon de temperatuur overdag oplopen tot
liefst 60°C . Maar dan kwam de winter en vooral met sneeuw heeft
een konijn moeite, want dat kwam in de Sahara en in Zuid-Europa
niet voor. Het is een wonder dat de konijnen de Hollandse
winters overleefden. Dat was niet mogelijk zonder ingrijpen van
de mens. Ze bleven leven, omdat ze werden bijgevoederd door de
duinmeiers (met rapen, wortels, hooi en stro). Bovendien werd na
een strenge winter een jachtverbod ingesteld.
Volgens de overlevering zouden de bewoners van de kuststreek het
smakelijk gebruik van konijnen van de Romeinen geleerd hebben.
De duinbewoners werden door hen met de naam ‘’Caninefaten’’
(konijnenvatters) aangeduid. Of dit historisch juist is, is nog
maar de vraag.
In de kuststrook van Holland krioelde het in de Middeleeuwen van
de konijnen, uitgezet voor bont en vlees, in de winter bijgevoed
en zorgvuldig opgefokt.
Vanaf 1200 ontstonden in Europa beschermde gebieden,
’’konijnenwarandes’’’ genaamd, ook in onze streek.
De oudste vermelding dateert uit 1342 toen graaf Willem IV ‘’die
warande van der conijnen’’ ten zuidwesten van Haarlem schonk aan
Dirk van Brederode. Het (juridische) begrip ‘’warande’’
impliceerde een exclusief jachtrecht voor bepaalde diersoorten
voor de leenheer en zijn leenmannen. Binnen de warande was het
weiden van vee en het kappen van bomen en takken aan zeer
strenge regels gebonden. Er werden fretten gebruikt om de
konijnen uit hun hol te jagen en dan was het een makkelijke
prooi voor de jager. Om te voorkomen, dat de fret een konijn
ving werd de fret gemuilkorfd of de bek werd dichtgenaaid.
Van de grootste vrouwtjesexemplaren werden steeds de oren
gecoupeerd ('geoormerkt'), zodat bij jagers geen verwarring kon
ontstaan over de af te schieten dieren.
In het begin was het konijn een delicatesse voor de allerhoogste
sociale klasse. Zodra er meer aanbod kwam degradeerde het
beestje echter langzaamaan tot voedsel voor het volk, dat op
markten in de steden te krijgen was.
De konijnen werden flink doorgefokt en er zijn aanwijzingen over
moederkonijnen, die op grootte werden geselecteerd. De 'goeien'
kregen een knip in het oor en mochten niet worden afgeschoten.
Door op grootte te selecteren fokte men uiteindelijk een grotere
soort.
In de tijden, toen konijnenboutjes op geen burgerlijk feestmaal
ontbraken, was het schieten van konijnen een groot voordeel voor
de duinmeiers. Claes Maerten heeft hier vast van
geprofiteerd. Konijnenduinen werden dan ook in de verponding
(belasting) hoger aangeslagen dan gewone geestgronden.
De
konijnen waren vaak aanleiding tot vele conflicten tussen
enerzijds de boeren en duinbeheerders en anderzijds de graaf en
zijn jagers. Claes Maerten zal best wel te maken gehad
hebben met conflicten, tussen hemzelf als duinmeier en zijn
buren of boeren met land in de duinen, of boeren die de konijnen
stand op peil hielden door strikken te plaatsen en de vangst aan
‘’moeder de vrouw’’ gaven. Claes Maerten zal ook wel ‘’klem’’
gezeten hebben tussen de graaf en zijn jagers enerzijds en zijn
buren anderzijds. Er werd verordonneerd, dat er
sloten moesten komen tussen de duinen en de landbouwgronden. Aan
de duinzijde moest de helling flauw zijn, anders zouden de
konijnen verdrinken. Aan de andere zijde mocht de sloot stijl en
hoog zijn.Toch raakten veel konijnen te water en ondanks de
maatregelen bleef het een plaag. Bij droog weer was er geen
water in de sloot en dan was het één groot feest voor de
konijnen in de akkers. Er waren echter ook boeren, met
graanvelden in de duinen, die afspraken met de graaf dat de
konijnen in de graanvelden hun buik vol mochten eten tegen een
korting op de pacht. Lijkt mij wel iets voor de Schrama’s,
die zijn niet vies van dergelijke praktijken. Er werd
toentertijd namelijk volop graan gekweekt in de duinen. Al sinds
de Romeinse tijd is er landbouw in de duinen, dat is
tegenwoordig ondenkbaar. De konijnen waren tot op zekere hoogte
afhankelijk van die landbouwgewassen.
Vanaf de 16e eeuw liep het uit de hand met de
konijnenstand.
In 1518 werd de meesterknapen van Holland gelast de konijnen
zoveel mogelijk uit te roeien in het Hillegommer Bos. De boeren
leden schade op hun akkers en de konijnen kregen de schuld van
het ontstaan van zandverstuivingen in de duinen.
Boeren en grote heren die in de 17e eeuw langs de duinrand mooie
buitenhuizen met luxueuze tuinen hadden aangelegd, gaven de
konijnen de schuld van de zandverstuiving.
Dat gaf natuurlijk
herrie, want de Graaf van Holland (eigenaar van de
konijnenrechten) wilde zijn lucratieve inkomsten niet opgeven.
De boeren kwamen op voor het behoud van landbouw langs de duinen
en de heren voor de dure planten in hun tuin. Door deze
gecultiveerde konijnenplaag verschraalde in de loop der tijd de
begroeiing en kreeg het landschap het uiterlijk, dat wij heden
ten dage als natuurlijk en oorspronkelijk beschouwen.
Vanaf 1600 is gewerkt aan het ‘’depopuleren’’ van de duinen en
was het verboden ‘’konijnen te planten’’. Onder andere werd men
verplicht holen uit te graven en het waren fantastische tijden
voor de stropers. Dat kan ik me zelfs nog herinneren, een
kennis van mijn vader kwam regelmatig een konijn brengen en
kreeg in ruil daarvoor een fles jenever. Dat was een goede ruil
voor de kennis, want zijn broer was jachtopziener. In 1608
was de plaag nog niet verminderd en kregen de boeren vergunning
om de konijnen te vangen en uit te delven.
Bij het delven (graven) naar konijnen in hun holen gebeurde het
wel eens dat de berg van twee meter zand begon te schuiven als
een lawine en de graver levend begraven werd. In de Franse tijd
is het de Franse soldaten gelukt de duinen, door te jagen,
vrijwel geheel van konijnen te ontdoen.
In een mum van tijd hadden de Fransen de hele konijnenvleesberg
geconsumeerd (opgevreten). Twee jaar later (ook in een
mum van tijd) waren er al weer teveel konijnen.
Aan het begin van de 20e eeuw werden bij duinjachten
op één dag soms 700 tot 1200 konijnen geschoten. Dirk
Klinkenberg had een heel speciale manier van ‘’stropen’’ : in de
winter lag er boerenkool aan de binnenzijde van het geopende
kelderraam, de hongerige konijnen moesten ver reiken om ervan te
kunnen eten en dan vielen ze anderhalve meter naar beneden de
kelder in. Maar dat kon je Dirk toch niet euvel duiden !!!!
Naar boven
|