Secretaris Jan de Haan en Willem Döll
waren twee Lissese ambtenaren die in de
Tweede Wereldoorlog (1940-1945) een
sleutelrol in de hulp aan onderduikers
en vluchtelingen vervulden. Ze zorgden
er bijvoorbeeld mede voor dat Joodse
burgers persoonsbewijzen zonder de
opdruk 'J' kregen.
Auteur Ed Olivier vertelt namens
Initiatiefgroep Herinneringsboek Lissese
Oorlogsslachtoffers 1940-1945 ook:
Dit maakte het voor de bezetters
lastiger om Joden op te sporen en te
deporteren.
Döll woont en werkt in Leiden, als hij in verband met de crisis op 11
april 1939 te werk wordt gesteld bij de
gemeente Lisse. Dat bevalt zo goed dat
hij op 1 augustus 1941 een vaste
aanstelling krijgt als hoofdklerk.
Burgemeester Van Rijckevorsel schrijft
na de oorlog over Döll: "Even nauwkeurig
als Döll werkte, knoeide hij om Duitsche
maatregelen te saboteren en te
verijdelen. Geen aanvrager of
aanvraagster, die in moeilijkheden
verkeerde, ging zonder hulp heen."
Verder wordt met instemming van
burgemeester Van Rijckevorsel de hand
gelicht met stam- en bonkaarten voor de
voedseldistributie. Honderden inwoners
van Lisse en vluchtelingen worden op
deze manier veiliggesteld. Van
Rijckevorsel heeft zich hierbij ook
verzekerd van de hulp van Lissese
bedrijven en "goede politieagenten".
Complot
Olivier beschrijft, hoe het op 19
februari 1944 mis ging en Döll op 21
februari 1944 werd gearresteerd: 'Naar
aanleiding van een overval door de
verzetsgroep van Johannes Post op het
Lissese bevolkingsregister worden De
Haan en Döll gearresteerd, evenals
politieagent Bastiaan Romeijn. Die
laatste is tijdens de overval nog met
een pistool neergeslagen om het allemaal
"echt" te laten lijken, maar de
Sicherheitsdienst vermoedt dat de
ambtenaren in het complot zitten. De
betrokkenheid van De Haan en Döll bij de
overval kan niet worden aangetoond, maar
dan komt er ineens allerlei ander
belastend materiaal op tafel: de valse
persoonsbewijzen. Volgens een destijds
vertrouwelijk document van de Haagse
"politiepresident" hebben de twee
ambtenaren "een volledige bekentenis"
afgelegd.
Döll werd tot september 1944
vastgehouden in het beruchte Oranjehotel
in de Residentie en vervolgens
gedeporteerd naar het concentratiekamp
Rathenow (bij Sachsenhausen), waar hij
op 31 maart 1945 door honger en
uitputting op 35-jarige leeftijd
overleed. Zijn echtgenote Dirkje Buis
bleef als weduwe achter met kinderen Ria
en Jaap. Over De Haan meldt Olivier, dat
hij op transport ging naar
concentratiekamp Vught, waar hij in
september 1944 onverwacht vrijkwam. ''De
ontberingen in het kamp hebben de
secretaris echter gesloopt. Hij is kort
na de oorlog overleden.'' Dat was als
58-jarige op 9 oktober 1946. Bas Romeijn
werd na herstel van zijn hersenschudding
op 12 mei 1944 aangehouden en via Vught
overgebracht naar concentratiekamp
Sachsenhausen. ''Van daaruit wordt hij
tewerkgesteld in Hamburg-Hammerbrook,
waar hij op 22 november 1944 overlijdt
als gevolg van dysenterie.'' De
31-jarige liet in Lisse een weduwe en
een zoon achter.
Meer informatie staat op Oorlogsgravenstichting