Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

Dubbelhoven aan de Achterweg

Inleiding

Op een kaart, welke via de link Kaart Lisse te zien is, staan 45 gebouwen / kastelen / boerderijen op een plattegrond van Lisse. Van die objecten komen er diverse in deze website aan de orde zoals op deze pagina Dubbelhoven en de Gasthuiswoning (nr. 24 op de kaart).

Het pand “Dubbelhoven” aan de Achterweg dateert in zijn huidige vorm uit de negentiende eeuw. Onlangs is het door de familie Boers fraai opgeknapt. Tijdens de verbouwing werden diverse houtblokjes gevonden met daarop de namen van werklieden die tijdens eerdere verbouwingen in het pand hadden gewerkt. Zo was in 1881 de Lissese timmerman Dirk Schrama bij bouwwerkzaamheden betrokken. Zou hij geweten hebben dat hij toen werkte op exact dezelfde locatie waar eeuwen eerder zijn voorouders woonden? Dirk stamde namelijk af van Quirijn Klaaszn. Schrama, wiens boerderij in de zeventiende eeuw gelegen was op dezelfde plek als het tegenwoordige “Dubbelhoven”. 

                     

 

                        
                                           Dubbelhoven aan de Achterweg in 1963
                                     
Uitgever : Drukkerij en Boekhandel “Graficus” te Lisse

In de door mij bestudeerde bronnen worden de volgende oude maten gebruikt: morgen, hond en roede. Eén morgen was gelijk aan zes hond of 600 roeden. Eén Rijnlandse morgen komt overeen met 0,8516 hectare.
De naam Schrama is een verbastering van de oorspronkelijke naam ’s Gravenmade.

Cornelis Corstiaanszn.

In 1544 was de grond waarop het huidige Dubbelhoven werd gebouwd nog eigendom van Cornelis Corstiaanszn. Vermoedelijk stond er toen nog geen boerderij. Cornelis Corstiaanszn. was de stamvader van de rooms-katholieke Lissese familie Corsteman. Hij trouwde met Geertruida Klaasdr. en trad in de jaren vijftig van de zestiende eeuw onder andere op als kerkmeester van de Agathaparochie. Daarnaast speelde Cornelis in diezelfde tijd als gezworene een rol in het dorpsbestuur van Lisse. De vroegste vermelding van Cornelis dateert van 6 juni 1542, toen Cornelis Corstiaanszn. werd beleend met drie morgen land uit een grafelijk leengoed nabij Ter Spekke (niet ver van het huidige Dubbelhoven aan de Achterweg), dat omstreeks 1500 was afgesplitst van een groter leengoed van in totaal negen morgen land.[1] Later zal dit leengoed van drie morgen land door Adriaan Adriaanszn. Corsteman junior in twee delen worden overgedragen aan zijn oom Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade.[1]

In 1544 was Cornelis Corstiaanszn. eigenaar van een woning met in totaal tien morgen en 292 roeden land aan weerszijden van de Achterweg (in de bronnen ook wel “Lijtwech” of “Buurwech” genoemd). [2] Op een deel van de landerijen aan de westkant van de Achterweg verrees in later tijd de boerderij van de familie Schrama. De woning van Cornelis Corstiaanszn. lag aan de oostkant van de Achterweg, niet ver van de tegenwoordige Vuursteeglaan. Dat gold eveneens voor de 374 roeden, die in 1544 door Cornelis werden gepacht (=gehuurd) van “Maritje Cornelis weduwe”. Op dit kleine stukje land werd in de zeventiende eeuw de buitenplaats Dubbelhoven gebouwd.

De familie Schrama

De voorouders van Quirijn (Crijn) Klaaszn. 's Sgravenmade komen oorspronkelijk uit Bennebroek. Zij hebben hun familienaam ontleend aan de ’s-Gravenmade, oftewel het weiland van de graaf. Dit land was gelegen tussen de Rijksstraatweg en de Haarlemmertrekvaart (bij het huidige restaurant Patrick’s - voorheen De Geleerde Man), en werd al in 1464 genoemd. [3] Aanvankelijk was het alleen weiland, maar later werd er ook een hofstede op gebouwd. Deze hofstede - met in totaal 25 morgen land - was in 1557 eigendom van Agatha Jansdr. uit Amsterdam, en werd bewoond door Cornelis Klaaszn. Scravemade. Waarschijnlijk was hij een zoon van Klaas Floriszn., die in de jaren dertig van de zestiende eeuw de hofstede ’s-Gravenmade met bijbehorende landerijen pachtte.[4] Het genealogisch onderzoek is nog in volle gang. Het lijkt er echter sterk op dat Gerrit Klaaszn. Scramaede (die in 1557 in de ambachtsheerlijkheid Heemstede woonde), en Maarten Klaaszn. eveneens zonen waren van de bovengenoemde Klaas Floriszn.

In 1553 woonde Maarten Klaaszn. in Bennebroek. Hij pachtte toen van mr. Pieter Isaacs uit Amsterdam een hofstede met 21 morgen land. In 1555 blijkt Maarten Klaaszn. in Hillegom te wonen, alwaar hij van de Dominicanen uit Haarlem een woning huurde met ongeveer zeventien morgen land in Hillegom en drie morgen land in Bennebroek. In Hillegom wist Maarten Klaaszn. na verloop van tijd een uitgebreid landbouwareaal op te bouwen. In 1564 was hij namelijk gebruiker van maar liefst 51 morgen land. [5] Het overgrote deel van dit land werd door hem gepacht. Maarten Klaaszn. had slechts twee morgen en 350 roeden in eigendom. Het is niet bekend wat hij jaarlijks aan pacht betaalde, maar gezien de totale hoeveelheid grond die hij in gebruik had moet dit een aanzienlijk bedrag zijn geweest. Vier jaar later gebruikte Maarten Klaaszn. nog maar 25 morgen en 50 roeden. Hoewel dat nog altijd behoorlijk veel is, was zijn financiële situatie blijkbaar dusdanig verslechterd dat hij de helft van het door hem gebruikte land moest afstoten. De tweede helft van de jaren zestig van de zestiende eeuw werd gekenmerkt door economische achteruitgang. Zo veroorzaakte het slechte weer omstreeks 1565 bijvoorbeeld diverse misoogsten in het graafschap Holland.[6] Vermoedelijk hadden hoge pachtsommen en een lage opbrengst Maarten Klaaszn. tussen 1564 en 1568 in financiële problemen gebracht.
Maarten Klaaszn. was de stamvader van een Hillegomse tak van de familie ‘s-Gravenmade. Zijn zoon Klaas Maartenszn. 's Sgravenmade was getrouwd met Machteld Adriaan Jorisdr. Dit echtpaar bewoonde in 1591 een boerderij  in De Zilk.[7] Eén van hun kinderen was Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade, die later naar Lisse verhuisde.

Van De Zilk naar Lisse

Het is onduidelijk wanneer Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade naar Lisse is verhuisd. De vroegste vermelding dateert vooralsnog uit 1619, toen Quirijn werd vermeld op de lijst van welgeboren mannen van Lisse. Zijn zus Katharina Klaasdr. 's Sgravenmade was getrouwd met Adriaan Adriaanszn. Corsteman senior, kleinzoon van de bovengenoemde Cornelis Corstiaanszn. Waarschijnlijk speelden deze familiebanden een rol bij het besluit van Quirijn om in Lisse te gaan wonen. De boerderij van Schrama stond namelijk op land dat in de zestiende eeuw eigendom was van Cornelis Corstiaanszn.

 

 

Cornelis Corstiaanszn.

 

 

 

 

 

Maarten Klaaszn.

 

 

x

 

 

 

 

 

x

 

 

Geertruida Klaasdr.

 

 

 

 

 

N.N.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klaas Corneliszn. Corsteman

Adriaan Corneliszn. Corsteman

 

 

 

Klaas Maartenszn. 's Sgravenmade

Dirk Maartenszn. 's Sgravenmade

x

x

 

 

 

x

 

Maria Franksdr. van der Burg

Maria Jansdr. van Tetterode

 

 

 

Machteld Adriaan Jorisdr.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Jonge Geertruida Adriaansdr. Corsteman

Adriaan Adriaanszn. Corsteman senior

x

Katharina Klaasdr. 's Sgravenmade

Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade

 

x

 

 

 

 

 

x

 

Cornelis Maartenszn. Verdel

 

 

 

 

 

 

Maria Cornelisdr.

 

 

 

 

Adriaan Adriaanszn. Corsteman junior

 

 

 

 

Fragmentgenealogie van de families Corsteman en 's Sgravenmade

Quirijn legde met zijn komst naar Lisse de basis voor een langdurige band tussen dit dorp en de familie Schrama. Een groot deel van de Schrama’s die de afgelopen eeuwen in Lisse hebben gewoond, stamt namelijk van hem af. Tegenwoordig wonen er nog altijd nakomelingen van Quirijn in Lisse. De familie Schrama kan dan ook zeker tot de groep der oude Lissese geslachten worden gerekend. Ik stam af van een andere tak, namelijk de tak van een broer van Quirijn (Cornelis Claeszn. 's Sgravenmade), waarvan de nakomelingen later ook in Lisse terecht zijn gekomen.

Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade was getrouwd met Maria Cornelisdr. Op 2 november 1622 hadden zij vijf kinderen: Gerrit, Maria, Alfertje, Joris en Klaas. [8] Later kwam daar ook nog een dochter Katharina bij. Het huishouden werd gecompleteerd door twee inwonende dienstboden, die Quirijn hielpen met alle werkzaamheden op de boerderij. Het betreft Willem Adriaanszn. uit De Zilk en Geertje Jansdr. Het is niet bekend of Willem Adriaanszn. direct met Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade vanuit De Zilk naar Lisse is verhuisd, of dat hij pas later in dienst is getreden.

De boerderij van Schrama in de Oude Mosveense Buurt

Het gebied waarin de boerderij van Schrama gelegen was, wordt vanouds de “Oude Mosveensche Gebuyerte” genoemd (oftewel de Oude Mosveense Buurt). Dit werd ook wel afgekort tot “de Oude Veen”. In een ver verleden had zich in de laaggelegen strandvlaktes tussen de Oude en Jonge Duinen een veengebied gevormd. Hier en daar bereikte het veen op den duur ook de hoger gelegen duingrond.[9] Blijkbaar gold dat eveneens voor de Oude Mosveense Buurt, waarvan de exacte begrenzing helaas niet bekend is. Vanaf de middeleeuwen werden dergelijke veengebieden ontgonnen en geschikt gemaakt voor agrarische exploitatie. Lisse kent meer van dit soort plekken: het gebied rond de boerderij Middelburg aan de Loosterweg Noord (tegenwoordig bewoont door de familie Van Graven) werd bijvoorbeeld “de Hooge Moschveen” genoemd. [10] Een ander voorbeeld is de Lageveense polder langs de Loosterweg Zuid.

                      
                                               De boerderij van Schrama omstreeks 1615

Het is nog onduidelijk wanneer de boerderij van Schrama precies werd gebouwd. In 1544 lagen er langs dit deel van de Achterweg en Spekkelaan alleen enkele landerijen. De boerderij verschijnt voor het eerst op een oude kaart uit ca. 1615 (zie bovenstaande afbeelding). Op het kruispunt van de Spekkelaan, Achterweg en Vuursteeglaan lagen toen in totaal vier woningen. Met de klok mee gaat het om: de buitenplaats Ter Spekke, de boerderij van Schrama (op de plek van het huidige Dubbelhoven), de boerderij van Cornelis Maartenszn. Verdel (= de woning van Cornelis Corstiaanszn.) en de Gasthuiswoning (eigendom van het Sint Elisabethgasthuis uit Haarlem).
Naast het ontbreken van een exact bouwjaar, is het op dit moment ook nog niet bekend wie de boerderij van Schrama heeft laten bouwen. Verder onderzoek zal aan moeten tonen of Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade opdracht tot de bouw heeft gegeven, of dat hij verhuisde naar een reeds bestaande woning. In ieder geval waren de Schrama’s nauw verbonden met deze boerderij aan de Achterweg, aangezien zij er in totaal bijna 100 jaar hebben gewoond en gewerkt.

Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade

Gedurende een groot deel van de eerste helft van de zeventiende eeuw werd de boerderij aan de Achterweg bewoond door Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade. Waarschijnlijk was hij veehouder van beroep. Zijn zoon Joris (die hem op de boerderij opvolgde) werd in ieder geval als zodanig aangeduid.
Volgens het kohier van het haardstedegeld (een belasting die gebaseerd was op het aantal haardsteden of stookplaatsen), telde de boerderij van Schrama in 1628 in totaal drie haardsteden: “Crijn Claesz. eygenaer, gebruycker ende aenwijser…III”. [11] Met “aenwijser” wordt bedoeld dat Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade de haardsteden persoonlijk heeft laten zien aan de functionarissen die waren belast met het innen van het haardstedegeld. Dit aanwijzen was overigens niet specifiek een taak van het gezinshoofd. Afhankelijk van wie er op dat moment thuis was (en tijd had) traden bijvoorbeeld ook echtgenotes, zonen, dochters en dienstmaagden op als aanwijzer.
Tijdens het innen van de belastingen liepen de belastinggaarders in de zeventiende en achttiende eeuw steeds een vaste route door het dorp. Dat betekent dat belastinglijsten uit verschillende jaren goed met elkaar vergeleken kunnen worden om na te gaan hoe de bewoning zich in een bepaald gebied heeft ontwikkeld. Het kohier van het haardstedegeld uit 1628 geeft voor de omgeving van de Spekkelaan, Achterweg en Vuursteeglaan in ieder geval het volgende beeld (met achter elk huis het aantal haardsteden):

Geret vander Laen eygenaer ende

bruycker, sijn soon Adriaen aenwijser [=Ter Spekke]                                 VII

tGasthuys te Haerlem eygenaer,

Claes Dircxsz. bruycker, ende sijn

huysvrouw aenwijster            [=Gasthuiswoning]                                     II

Crijn Claesz. eygenaer, Peter Florisz.

Wassenaer bruycker ende aenwijser,

den eygenaer                                                                                       I

Crijn Claesz. eygenaer, bruycker

ende aenwijser [=boerderij van Schrama]                                                III

Cornelis Martensz. Verdel eygenaer

ende bruycker, sijn huysvrouw aenwijster [=boerderij van Verdel]              II

De boerderijen van Cornelis Maartenszn. Verdel en de zogenoemde ‘Gasthuiswoning’ hadden in 1628 ieder twee haardsteden. Deze aantallen zeggen lang niet altijd iets over de grootte van het betreffende pand, al had een buitenplaats als Ter Spekke in 1628 maar liefst zeven haardsteden. De extra stookplaatsen kunnen namelijk ook verband houden met het beroep dat werd uitgeoefend (bijvoorbeeld de ovens van een bakkerij of smederij).

                        
                                                              Zicht op het dorp Lisse in 1630
                                          (afbeelding afkomstig uit de Atlas van Schoemaker)

Uit het kohier van het haardstedegeld van 1628 kan ook nog worden opgemaakt dat er tussen de boerderij van Schrama en de Gasthuiswoning een huisje heeft gestaan. Dit huisje telde slechts één haardstede en werd gebruikt door Pieter Floriszn. Wassenaar. Vermoedelijk stond het op land dat toebehoorde aan Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade, aangezien hij in 1628 als eigenaar en aanwijzer van het huisje werd vermeld. Het zal niet lang daarna zijn afgebroken, want in latere archiefstukken ontbreekt verder ieder spoor.
Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade heeft tot halverwege de zeventiende eeuw aan de Achterweg gewoond en gewerkt. In 1648 had hij in totaal bijna 21 morgen land tot zijn beschikking (oftewel 18 hectare), waaronder een grafelijk leengoed van drie morgen nabij Ter Spekke, dat door Adriaan Adriaanszn. Corsteman aan hem was overgedragen (zie het eerste deel van dit artikel). Uitgezonderd het leengoed was het allemaal eigen land. Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade wist in Lisse dus een redelijk groot boerenbedrijf op te bouwen. Zijn landerijen lagen echter wel verspreid over verschillende plekken: de Oude Veen, de Westgeest, de Lisserbroekerpolder en de Hoge Mosveen. Dat gold overigens voor de meeste Lissese boerenbedrijven: er waren maar weinig boeren die al hun land in de directe nabijheid van hun boerderij hadden liggen.
Een exacte overlijdensdatum heb ik nog niet terug kunnen vinden, maar in 1653 blijkt Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade niet meer in leven te zijn. Zijn erfgenamen verkochten op 6 juli van dat jaar namelijk een stukje grond ter grootte van 734 roeden aan de heer Filips Doublet (eigenaar van de buitenplaats Dubbelhoven). Dit perceel, waarvan de resterende 213 roeden eigendom waren van de abdij van Leeuwenhorst, lag tussen de buitenplaats Dubbelhoven en de Vuursteeglaan, en strekte zich uit van de Heereweg tot aan de Achterweg. [12]

Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade

Na het overlijden van Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade, ging de boerderij aan de Achterweg over op zijn zoon Joris. Dat gold eveneens voor de bijbehorende landerijen en het grafelijke leengoed nabij Ter Spekke. Daaruit zou je op kunnen maken dat Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade de oudste zoon was van Quirijn. De volgorde van de kinderen in het kohier van het hoofdgeld uit 1622 lijkt dat echter weer tegen te spreken. Daar wordt Joris namelijk pas als vierde genoemd, na Gerrit, Maria en Alfertje. Zijn broer Klaas sluit de rij. Indien de volgorde van de kinderen verband hield met de leeftijd, was volgens dit belastingkohier uit 1622 niet Joris, maar Gerrit de oudste zoon van Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade. Hoe het ook zij, het was uiteindelijk Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade die de belangrijkste vaderlijke bezittingen kreeg toegewezen.

 

 

 

Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

Maria Cornelisdr.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gerrit Quirijnszn. 's Sgravenmade

 

Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade

 

Klaas Quirijnszn. 's Sgravenmade

x

 

x

 

x

Fijtje Jansdr. Breebijl

 

(1) N.N.

 

N.N.

 

 

 

(2) Katharina Leendertsdr. van Steijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(1)

 

 

(1)

 

 

(1)

 

Laurens Joriszn. Schrama

 

Jan Joriszn. Schrama

 

Klaas Joriszn. Schrama

x

 

x

 

x

(1) Dieuwertje Willemsdr. de Roo

 

Katharina Anthonisdr. van der Voort

 

Maria Jacobsdr. Duindam

(2) Geertruida Cornelisdr. v/d Vogel

 

 

 

 

 

 

  Fragmentgenealogie van Quirijn Klaaszn. 's Sgravenmade
(met vetgedrukt de leden van de familie 's Sgravenmade
die op de boerderij van Schrama hebben gewoond)

Het is niet bekend wanneer Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade is geboren, maar hij trad voor het eerst zelfstandig op in het uit 1653 daterende kohier van het morgengeld (een waterschapsbelasting). [13] Zijn broer Gerrit was toen al minimaal vijf jaar pachter (of huurder) van de Gasthuiswoning. De momenten waarop beide broers voor het eerst in de archiefstukken verschijnen, komen overeen met de volgorde van de kinderen zoals die in het bovengenoemde kohier van het hoofdgeld uit 1622 is opgetekend.
Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade wist het bedrijf van zijn vader al vrij snel verder uit te bouwen. In 1653 had hij namelijk 28 morgen land tot zijn beschikking, waaronder vijf morgen pachtgrond in het gebied van de Oude Veen die hij huurde van de familie Massa. De zaken leken goed te gaan en twintig jaar lang woonde en werkte Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade op zijn eigen boerderij aan de Achterweg. Toen besloot hij om nog onbekende redenen de boerderij te verkopen aan Filips Doublet, de eigenaar van de nabijgelegen buitenplaats Dubbelhoven. In de op 29 oktober 1673 opgestelde verkoopakte wordt gesproken van een “wooninge, soo bargen, stallingen, schuyer…met omtrent twee margen drie hondert roeden lants daer om ende annex aen”, ten noordoosten grenzend aan het land van de koper, ten zuidoosten aan de Achterweg en het land van de weduwe van Gerrit Quirijnszn. 's Sgravenmade en ten noordwesten aan het land van de verkoper.[14] Na ondertekening van deze akte was Joris 3200 gulden rijker, maar een boerderij armer.
Kort na de verkoop moet Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade zijn verhuisd, want in 1674 blijkt veehouder Maarten Janszn. Kleipoel de boerderij van Schrama te huren van Filips Doublet.[15]  Een exacte locatie kan nog niet worden gegeven, maar in 1688 woonde Joris Quirijnszn. Schrama op een boerderij in het Oosteinde van Lisse (“de Oosteynd buurt”), die hij pachtte van Adriaan IJsbrandszn. Daar verdiende hij net als de bovengenoemde Maarten Janszn. Kleipoel als veehouder zijn brood.[16] Voor de uitoefening van zijn boerenbedrijf kon Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade in 1688 gebruik maken van in totaal negen morgen en 488 roeden land. Dat is heel wat minder dan de 28 morgen land waarover hij in 1653 beschikte. Blijkbaar was zijn economische situatie sinds die tijd steeds verder verslechterd. Misschien was dat ook de reden dat hij in 1673 overging tot verkoop van de boerderij aan de Achterweg.
In de achttiende eeuw keerde de familie Schrama nog even terug op het oude nest. In 1715 en 1717 wordt Laurens Joriszn. 's Sgravenmade namelijk vermeld als pachter van de boerderij van Schrama aan de Achterweg. Laurens bewoonde aanvankelijk de woning van de familie De Roo (hij was namelijk getrouwd met de erfdochter van Willem Arendszn. de Roo), maar in 1715 vinden we hem toch weer terug op voorvaderlijke grond. Daar heeft zijn tweede echtgenote Geertruida Cornelisdr. van der Vogel mogelijk een rol bij gespeeld. Zij was namelijk een zus van Gerrit Corneliszn. van der Vogel die vanaf 1709 als boer verbonden was aan de buitenplaats Dubbelhoven. [17][7] Gerrit pachtte zowel de landerijen van de boerderij van Verdel als de landerijen van de boerderij van Schrama. Op basis van een belastingkohier uit 1710 kan worden geconcludeerd dat Gerrit Corneliszn. van der Vogel op de boerderij van Schrama heeft gewoond. In het kohier van de ordinaris verponding worden aan het eind  namelijk de volgende huizen vermeld (met de bedragen die aan de belastinggaarders betaald moesten worden, gesteld in guldens, stuivers en penningen):

de hr. mr. IJsbrand de Bye

het huys Ter Spekke                                                           [bedrag onleesbaar]

Willem Adriaanz. Steenvoorden

een huys vant Gasthuys [=Gasthuiswoning]                                  1:10:12

Gerrit Cornelisse vander Vogel [=boerderij van Schrama]

van den heer van Groeneveld [=François Doublet] een huys            1:10:12

den hr. van Groeneveld

een huys [=boerderij van Verdel]                                                1:10:12

denselven

een huys [=buitenplaats Dubbelhoven]                                         6:0:0 

Eerder gaf ik al aan dat de belastinggaarders een vaste route door het dorp liepen. Wanneer het kohier van de ordinaris verponding uit 1710 en de kohieren van het haardstedegeld uit 1628 en 1666 (zie onderstaande paragraaf over de Gasthuiswoning) naast elkaar worden gelegd, kunnen we zien dat met het huis van Gerrit Corneliszn. van der Vogel de boerderij van Schrama werd bedoeld. Gerrit was zoals gezegd tevens pachter van de landerijen van de boerderij van Verdel. Deze boerderij werd in 1710 blijkbaar niet bewoond, want er staat in het belastingkohier geen gebruiker bij vermeld (alleen de eigenaar: de heer Van Groeneveld, oftewel François Doublet).
De pachttermijn van Gerrit Corneliszn. van der Vogel liep van 1709 tot en met 1714. In 1715 werd hij opgevolgd door Laurens Joriszn. Schrama. Net als Gerrit Corneliszn. van der Vogel pachtte Laurens niet alleen de landerijen van de boerderij van Schrama, maar ook de landerijen van de boerderij van Verdel, en net als Gerrit woonde ook Laurens op de boerderij van Schrama. Daarmee waren boerderij en familie weer even met elkaar verbonden.

                          
                                                Kaart uit 1583 met rechtsonder de Gasthuiswoning
                                     (afbeelding uit het Kaartenboek van het Sint Elisabeth Gasthuis)
 

De Gasthuiswoning

In het verlengde van de Spekkelaan lag in het verleden de Gasthuiswoning. Die werd zo genoemd omdat hij sinds 1540 eigendom was van  het Sint Elisabeth Gasthuis te Haarlem. Deze oude boerderij werd in 1648 gepacht door Gerrit Quirijnszn. 's Sgravenmade. De broers Gerrit en Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade woonden halverwege de zeventiende eeuw dus dicht bij elkaar. Mijn ouders hebben in 1932/1933 een huis laten bouwen op het adres Vuursteeg 3. En ik liep een paar jaar langs Dubbelhoven naar de kleuterschool aan de Achterweg. Wat een toevalligheden!
De toenmalige situatie op de hoek van de huidige Spekkelaan, Achterweg en Vuursteeglaan kan worden geschetst aan de hand van het kohier van het haardstedegeld uit 1666. Daarin worden achtereenvolgens de volgende woningen genoemd (met de bedragen die aan de belastinggaarders betaald moesten worden):

deselve Frans Six huyrder [=Ter Spekke],

vijff haerdsteden, een cachel

met een oven, comt                                                                  XIIII £

’t Gasthuys tot Haerlem [=Gasthuiswoning], huyrder

Gerrit Krijnen, drie haerdsteden,

comt                                                                                          III £

Joris Crijnen [=boerderij van Schrama], drie haerdsteden,

comt                                                                                          III £

d’heer Doubleth [=boerderij van Verdel], huyrder Theeuwes

Heyndricx, twee haerdsteden, comt                                                 II £

deselve [=buitenplaats Dubbelhoven], drie haerdsteden, comt           III £

Vergeleken met de situatie in 1628 zijn er twee dingen veranderd. Allereerst wordt er geen melding meer gemaakt van het huisje dat tussen de boerderij van Schrama en de Gasthuiswoning in stond. Blijkbaar is dat in de tussenliggende periode gesloopt. De tweede verandering houdt verband met de buitenplaats Dubbelhoven. In 1635 kocht Filips Doublet de aan de Achterweg gelegen boerderij van Cornelis Maartenszn. Verdel. Niet lang daarna bouwde hij naast de boerderij van Verdel een buitenplaats.

                  rijnland009.jpg   

            Bron :  www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Renaissance/Facsimiles/RademakerRhynland1732/index.htm

Deze buitenplaats (die later bekend zou staan onder de naam Dubbelhoven) telde in 1666 drie haardsteden, wat in schril contrast staat met de in totaal zeven haardsteden van de nabijgelegen buitenplaats Ter Spekke.
Gerrit Quirijnszn. 's Sgravenmade overleed vóór 29 oktober 1673. Zijn weduwe bleef nog even wonen op de Gasthuiswoning, maar met het overlijden van Gerrit en de verhuizing van Joris Quirijnszn. 's Sgravenmade was er in 1674 een einde gekomen aan de jarenlange aanwezigheid van de familie Schrama op de hoek van de Spekkelaan, Achterweg en Vuursteeglaan. Hoewel de familie in de achttiende eeuw even terugkeerde kon zij nooit meer zo’n stempel drukken op dit gebied als zij vroeger had gedaan.

Meer over de buitenplaats Dubbelhoven is te lezen op Dubbelhoven 't Roemwaard

In het boek ''Geschiedenis van Lisse in oude ansichten en plattegronden.
                  Overzicht van de bouw- en sloopjaren van alle panden in het centrum van Lisse 
                  met vermelding van de hoofdbewoners in de periode 1890-1920."
                  Uitgegeven door Erik Vergunst, Schoonhoven, 2007.
staat op blz. 518 het volgende over de boerderij van Schrama :

                                          

                                                                                            drs. Maarten van Bourgondiën / Gerard Schrama

terug naar ''waar woonden zij''

Noten


[1] Ons Voorgeslacht 43e jaargang no. 385 (juli/augustus 1988) 335.

     195A. 3 morgen uit het leen, (1624: noord: Cornelis Maartensz. Verdel, zuidoost: de
     leenman, zuidwest: Spekkerlaan, noordwest: Gerard van der Laan).

     14-3-1508: Geertruida van Alphen bij overdracht door Daniel van Alphen, haar vader,
                     voor haar huwelijk met Walraven, bastaard van Brederode, LRK 123 c. Nd.-Holland fol. 13.

     3-5-1527: Daniel van Alphen bij dode van Geertruida, zijn dochter, waarna overdracht aan
                   Floris van Alphen Pietersz., zijn kleinzoon, LRK 124 c. Nd.-Holland fol. 95v-96.

     12-4-1537: Frank Dirksz. bij overdracht door Floris van Alphen, LRK 126 c. Nd.-Holland fol. 4.

     6-6-1542: Cornelis Corstenz. van Lisse bij overdracht door Frank Dirksz., LRK 126 c. Nd.-Holland fol. 51.

    19-9-1570: Adriaan Cornelisz. te Lisse bij overdracht door Cornelis Corstenz., zijn vader,
                                                                                                      LRK 131 c. Nd.-Holland fol. 62v.

     5-1-1589: Nikolaas Cornelisz. voor Adriaan Adriaansz., zijn neef, bij dode van Adriaan Cornelisz.,diens vader,
                                                                                                      LRK 137 fol. 219v-220.

    20-6-1603: Cornelis Adriaansz. Costerman voor Adriaan Adriaansz. Costerman, zijn neef,
                    bij dode van Adriaan Adriaansz. Costerman, diens vader, LRK 136 fol. 301-302.

    16-11-1624: Hulde van Adriaan Adriaansz. Costerman, waarna overdracht van de helft aan
                      Quirijn Nikolaasz. van ’s-Gravenmade te Lisse, LRK 136 fol. 301, LRK 144 c. Nd.-Holland fol. 24.

    10-1-1641: Quirijn Nikolaasz. van ’s-Gravenmade te Lisse bij overdracht door
                    Adriaan Adriaansz. Costerman met de andere helft, LRK 149 c. Nd.-Holland fol. 1.

Bron : 
Repertorium op de grafelijke lenen in Rijnland, 1222-1650
          http://www.hogenda.nl/hogenda-leenkamers/?letter=L

[2] Gemeentearchief Lisse, inv. nr. 305, fol. 126v.

[3] Mr. J.W. Groesbeek, Bennebroek, ‘De geschiedenis van Bennebroek’, in: Dr. Tj.W.R. de Haan (red.) Bennebroek-Vogelenzang. Bijdragen tot geschiedenis en volkskunde van een voormalig blekersdorp (Meppel 1965) 7-39, aldaar 26-27.

[4] Mr. J.W. Groesbeek, Bennebroek, beeld van een dorpsgemeenschap (Zutphen 1982) 53, Nationaal Archief, Archief van de Staten van Holland vóór 1572, inv. nr. 960 (filmnummer 1319), Kohier van de Tiende Penning van Heemstede 1557, fol. 1 en 8 en Noord-Hollands Archief, Oud Recht Heemstede, inv. nr. 536, fol. 28v.

[5] Oud Archief van het Hoogheemraadschap Rijnland, Morgenboeken van Hillegom uit 1564 en 1568, inv. nr. 4649

[6] Leendert Noordegraaf, Hollands welvaren? Levensstandaard in Holland 1450-1650 (Bergen 1985) 41 en 86-87.

[7] A.M. van Kampen, ‘Behoorde De Zilk vroeger tot Hillegom?’, in: Hangkouserieën (februari 2003) 15-25, aldaar 21.

[8] Gemeentearchief Lisse, inv. nr. 41, fol. 10v.

[9] K. van der Meer, De bloembollenstreek. Resultaten van een veldbodemkundig onderzoek in het bloembollengebied tussen Leiden en het Noordzeekanaal (Den Haag 1952) 90.

[10] A.M. Hulkenberg, ‘”Middelburg” te Lisse’, in: Leids Jaarboekje nr. 63 (1971) 143-172, aldaar 146.

[11] Gemeentearchief Lisse (GAL), inv. nr. 221, fol. 3v (een afschrift van het kohier van het haardstedegeld uit 1628 is ook in te zien in het Servicepunt De Vergulde Zwaan).

[12]  Nationaal Archief (NA), Rechterlijk Archief Lisse (RAL), inv. nr. 8, fol. 176 (met dank aan Rob Pex).

[13] GAL, inv. nr. 351 (ongefolieerd).

[14] NA, RAL, inv. nr. 10, fol. 1 (met dank aan Rob Pex).

[15] GAL, inv. nr. 74 (ongefolieerd).

[16] GAL, inv. nr. 76 (ongefolieerd) en inv. nr. 229 (1680), fol. 9.

[17] NA, Notariële archieven 1574-1843, standplaats Lisse, inv. nr. 5312, fol. 55 (met dank aan Rob Pex).

 

free web stats
.-.