Hendrik Schrama geboren 10 november 1796
In 1810 / 1811 namen de Engelsen Java in, het hart van de Nederlandse bezittingen in de Indische archipel. Ook de buitengewesten krijgen Engelse bezettingen. Op 13 augustus 1814 krijgt Nederland op grond van de bepalingen van de Conventie van Londen op papier het gezag over de Indische archipel weer in handen. De feitelijke omstandigheden waren op dat moment in de Oost nog wel wat anders. Op tal van plaatsen, op Java en op de Molukken, oefenden Engelse autoriteiten nog steeds het gezag uit. Elders hadden plaatselijke vorsten het gezag in handen. Wat lag meer voor de hand voor de Nederlandse regering dan een snelle overname van het gezag uit Engelse handen en een herstel van de banden met de vele lokale machthebbers, waarmee ook de Oost-Indische Compagnie goede contacten had gehad. Er werd een zogenaamd ‘’expeditie-leger’’ in het leven geroepen in 1814 door koning Willem I om de Oost-Indische koloniën weer in bezit te krijgen.
Toen Napoleon op 18 juni 1815 opnieuw verslagen was bij Waterloo kon men weer
gaan werken aan de inbezitneming van de koloniën.
Al op 12 augustus 1815 werden daarom alle voor de koloniën bestemd geweest
zijnde troepen uit Waterloo naar Nederland teruggestuurd.
Het kostte nogal wat moeite om een eskader oorlogsschepen bijeen te brengen, het
machtsmiddel bij uitstek in een gebied zó vol eilanden.
In de voorgaande decennia van oorlog en Franse bezetting waren de kwaliteit van
de oorlogsschepen en hun aantal als gevolg van slecht onderhoud en verwaarlozing
nogal teruggelopen. Maar in de herfst van 1815 lag er een eskader in Den Helder.
Het bestond uit vier linieschepen waaronder de ‘Braband’, een fregat en twee
korvetten.
In allerijl werd nu de eerste expeditie opnieuw samengesteld en voor zover nodig opnieuw uitgerust. In december 1815 konden de troepen dan ook uitzeilen vanaf Texel. De expeditie arriveerde in juni 1816 op Java. Echter was niet de hele expeditie aangekomen, vier compagnieën fuseliers van het 5e regiment en het kader van het 25e bataljon waren onderweg ‘’gestrand’’. Hun schip,de "Braband", liep namelijk averij op op de “Drempel” (ondiepte) in de Noordzee / Waddenzee en moest naar Portsmouth uitwijken. Het schip kwam pas in april 1817 aan in Oost-Indië. [1] Volgens een andere bron werd de reis geheel gestaakt.[2]
(1785-1820) (eerder genaamd Zr.Ms. Brutus
en Zr.Ms. Willem de Eerste)
Bron :Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Hendrik was van oktober 1814 tot juni 1817 fuselier
[3]
in dienst van het regiment
Oost-Indische Infanterie 2e bataljon in het
‘’expeditie-leger’’.
Zijn indienstname was op
17 oktober 1814 in Haarlem. Over zijn periode in dienst is weinig bekend. Hij
was waarschijnlijk in 1815 wel in de buurt van de slag bij Waterloo maar
zijn bataljon heeft niet aan de gevechten deelgenomen. Ook waren
er twee Schrama’s die na de slag bij Waterloo een gratificatie kregen, Ary
Schrama en een Schrama zonder voornaam, Hendrik ?
Ieder kreeg 29 guldens en 10 en een halve cent op 18 mei 1818, toen was Hendrik al overleden.
Bron : Amsterdam Stadsarchief, inventarisnummer 720, Waterloo gratificaties
1815: NL-SAA-28720636
https://archief.amsterdam/indexen/waterloo_gratificaties_1817-1819/zoek/query.nl.pl?i1=1&a1=Schrama&x=24&z=b#A23546000035
Het einde van zijn dienst is wel bekend, hij overleed op 16 juni 1817 in
Portsmouth.
Waarschijnlijk is het volgende gebeurd :
Het schip "Braband" met Hendrik aan boord was naar Portsmouth uitgeweken.
Waarschijnlijk is Hendrik niet mee op ‘’door-reis’’ gegaan naar
Oost-Indië ,
maar in Portsmouth achtergebleven vanwege een ongeval of ziekte of door
''matten'' na bezoek aan een (of meer) pub.
Hij is vervolgens op 16 juni
1817 aldaar overleden. Aan gevechtshandelingen in
Oost-Indië is hij dan ook
niet toegekomen.
Toen Hendrik ‘’aanmonsterde’’ was
hij nog net geen 18 jaar en daarom viel hij niet onder de, in 1810
ingevoerde, dienstplicht vanaf 20 jaar.
Ook kan hij geen plaatsvervanger
geweest zijn van een ‘’loteling’’ ‘(een dienstplichtige die door loting was
uitgekozen voor militaire dienst).
Een plaatsvervanger moest immers zijn
diensttijd afgerond hebben (dat was op 25-jarige leeftijd), goed van gedrag
en gezondheid zijn en niet ouder dan 35 jaar. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij
gevolg gegeven aan de oproep om vrijwillig in dienst te treden. Dat kan om
diverse redenen geweest zijn zoals geldgebrek in het gezin, op avontuur
gaan, thuis ontvluchten,….
Kanonnier en fuselier van de
Oost-Indische troepen, 1816 |
https://www.nmm.nl/zoeken-in-de-collectie/detail/333392/
Bron : Stamboek
Bron : https://familysearch.org/pal:/MM9.3.1/TH-1951-25303-1470-49
Hieronder staan de gegevens van Hendrik uit bovenstaande afbeelding.
Laatst gewoond te Lis
1e
kolom
2e kolom
5e kolom
Dienstgenomen
als fuselier
1814 bij ’t IIe Bat. Licht
idem (15 oct 1815 vertrokk met de 1e expeditie)
te Haarlem den 17 october 1814 (nog geen 18 jaar)
op den 16 juni 1816 te Portsmouth overleden
voor den tijd van zes jaren
aan handgeld of premie ontvangen 4 (?) ducaten
geplaatst bij het Battaillon
Terug Naar boven
Terug naar Geschiedkundige en politieke invloeden
[2]
A.J. Vermeulen, De schepen van de Koninklijke Marine en die der
gouvernementsmarine 1814-1962 ('s-Gravenhage z.j.).
'fusil’, dit was een vuursteenslotmusket dat lichter en korter was dan het lontslotmusket dat door de musketiers werd gehanteerd. Oorspronkelijk
waren fuseliers keursoldaten die gedetacheerd werden bij de artillerie om deze te ondersteunen. En speciaal daarvoor met het meer betrouwbare
vuursteenslotmusket werden bewapend. Later vormden zij aparte regimenten infanterie. Ten slotte werd de term fuselier aan het einde van de
18e eeuw
gangbaar voor elke infanterist die niet tot een keurcompagnie (grenadiers
of
voltigeurs) behoorde.
Bron : Wikipedia
Terug Naar boven |