Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

Geschiedkundige en politieke invloeden

Na het dubbelklikken op een foto kan het even duren voordat de foto op het juiste formaat weergegeven wordt.

Ook de Bollenstreek is in de loop der eeuwen niet bespaard gebleven van de directe en indirecte gevolgen van oorlogen en politieke ontwikkelingen.

De, hierna volgende, geschiedkundige informatie is niet bedoeld om een volledig beeld te geven. De informatie bestaat uit fragmenten (groot en klein) over zaken of gebeurtenissen welke ik interessant vond, bij mij herinneringen opriepen of welke ik van belang achtte als context bij mijn stamboom.

De grens van het Romeinse Rijk was de oude Rijn welke bij Katwijk in de zee uitmondde.

[1] In de Romeinse tijd woonden in het Kennemerland de Caninefaten en meer zuidelijk de Bataven (afkomstig uit Duitsland). Veel Bataven dienden in het Romeinse leger. [2] In het jaar 69 komen de Batavieren in opstand tegen de Romeinen, de afloop is niet precies bekend, maar men neemt aan dat de opstand beëindigd is door vredesonderhandelingen. Gaandeweg de 3e eeuw neemt de Romeinse invloed af en verdwijnen ook de Bataven uit beeld. [3] Na het vertrek van de Romeinen zijn waarschijnlijk Saksen in de streek gekomen en de Friezen, die in de hele kuststrook tot in Zeeland doordrongen.

[4] Het Kennemerland behoorde omstreeks 800 tot het Frankische Rijk, maar het lukte zijn leenmannen, de Hollandse graven, een onafhankelijk graafschap Holland te stichten. De graven hadden veel te stellen met de Friezen in de kop van Noord-Holland, maar op de hulp van de Kennemers kon de graaf niet altijd rekenen, want zij werden toen aangemerkt als ‘’onbedwingbare lieden’’. Het was dan ook een roerige tijd met strijd tussen de leenheer en de buren om zich te handhaven, maar ook strijd om het gebied uit te breiden ten koste van de bisschop van Utrecht, de West-Friezen en de graaf van Vlaanderen. En dus ook een roerige tijd voor de bewoners, die er niettemin in slaagden door ontginningen gronden voor landbouw en veeteelt geschikt te maken.

[5] Kennemerland heeft ook last gehad van de Noormannen, omstreeks 870 regeerden twee van die geduchte Noormannen als vorsten over de duinstreek. In de loop van de tiende eeuw namen de aanvallen van de Noormannen af.

[6] In 1491 en 1492 komen vrije boerengemeenschappen in West-Friesland en het Kennemerland na treurige jaren van zware regenval, misoogsten, honger en muizenplagen in opstand tegen de Bourgondisch-Habsburgse Heren, die zware oorlogsbelastingen heffen. Na plundering van Hoorn en Alkmaar trekt het hongerende volk op naar het zuiden, met een banier waarop een heilige, een kaas en een brood staat afgebeeld. Daarom worden ze het Kaas – en Broodvolk genoemd. In Haarlem hebben ze geplunderd en gemoord.
Het lichaam van van Rijven, de schout, werd in stukken gehakt aan de woning van de schout bezorgd met de lugubere missive :
‘’ O ''vrouwken van Ruijven aan deez’ boutkens kundij kluijven’’.

 

 

 

 

"Woede van het kaas en broods volk te Alkmaar", de plundering van het huis van rentmeester en belastinginner Claes Corf tijdens de volksopstand van 1491 door het zogenaamde "Kaas en Broodvolk". Op de voorgrond wordt de knecht van Corf doodgeslagen.
De afbeelding (een ets) door R. Vinkeles is afkomstig uit:
J. Kok, Vaderlandsch woordenboek, Amsterdam 1785, dl.2.

 

 

Bron : Regionaal Archief Alkmaar.
 

 

 

 

 

[8] Tijdens de Spaanse overheersing was er veel armoede en het belastingstelsel drukte zwaar op de bevolking. Dit leidde mede tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). [9] [10] Hillegom en ook de omliggende dorpen hebben flink te lijden gehad van de Tachtigjarige Oorlog. Een brand legde Hillegom bijna helemaal in de as, plunderende legers trokken rovend door het dorp en ook de komst van het calvinistisch protestantisme heeft gevolgen gehad. Jarenlang lag Hillegom er verlaten bij, de meeste inwoners waren gevlucht,  de kerk (in 1575) en het merendeel van de huizen was verbrand en het land lag braak. Wanneer de brand en de plunderingen in de streek precies plaatsvonden, is niet exact aan te wijzen, maar door de historische achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog te belichten, krijgen we toch een aardig beeld van wat zich in het land afspeelde, dat mede leidde tot deze ontwikkelingen in Hillegom en omgeving.


                
Geschreven tekst aan de linkerbovenkant van de prent :

'' zo moeten de strooien daken uit de stad verdwijnen.''
Je zou verwachten dat ‘t op het platteland een stuk beter moet zijn geweest – eitje, bekertje melk, kip aan ’t spit en ‘’eyghen eet’’ maar nee, daar hadden ze het zo mogelijk nog beroerder; Egyptenaers, leprosen, bedelaars, vagebonden, lantlopers, verspieders en dieven – vaak ook losgeslagen krijgsvolk – roofden om de haverklap alle voedsel dat ze in de armetierige boerderijtjes konden vinden en trokken dan weer verder op zoek naar een rokende schoorsteen.'' 
Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen, verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.

Als er sprake geweest zou zijn van een godsdienststrijd dan zou je nog mild kunnen oordelen: ”Het doel heiligt de middelen”. maar hier was meer aan de hand. Het was immers geen oorlogsverklaring aan de katholieke kerk, maar een opstand tegen Spanje. Het zou ook niet verstandig geweest zijn om de katholieken, in die dagen veruit het grootste gedeelte van de bevolking, in de armen van de vijand te jagen. De reactie vanuit Spanje was niet gering, Philips stuurde Alva met een leger [11] van wel een 10.000 uitzonderlijk goed getrainde soldaten vergezeld door 1200 !!!!! dames van plezier.
Het was nog niet zo slecht om dame te zijn, zij reden 1 op 8.
 

De ten aanzien van godsdienstvrijheid zo tolerante Willem van Oranje was zeer ontstemd over het gebeuren en zag zich genoodzaakt zijn ambt als stadhouder neer te leggen en naar Duitsland te vluchten. [12] Zoals Willem van Oranje en anderen naar Duitsland uitweken, zo vluchtte een groot aantal edelen richting Engeland, kwamen in de havens van Engeland terecht en zij leefden op zee van piraterij. Deze steeds weer plunderende geuzen maakten het tenslotte zo bont dat hen aangezegd werd Engeland te verlaten. Met 25 vaartuigen, onder leiding van de ruwe graaf Lumey van der Marck, voer het gezelschap richting Holland. De graaf werd omschreven als een ‘’papenvreter en beestmens, die zich bezoedelde met de afschuwelijkste uitspattingen zoals de slachting van de Gorcumse martelaren’’. Onder de bemanning treffen we een paar familienamen aan die ook in het rechterlijk archief van Hillegom voorkomen: Jonker Nicolaas Ruychaver, Jacob Cabeliau en Willem Bloys van Treslong. 

[13] [14] Tot 1572 had onze streek nog geen enkele last van de oorlog, maar op 11 december 1572 begon het beleg van Haarlem. Alle hoop van de Haarlemmers was nu dus gevestigd op het leger van Lumey van der Marck. Op 13 december had hij zijn leger verzameld te Sassenheim. De volgende dag is hij ‘met dulle moet’ richting Haarlem getrokken. De mare van het in aantocht zijnde leger kwam jammer genoeg de Spanjaarden ter ore. In Hillegom viel de onbesuisde aanvoerder in een hinderlaag en werden de manschappen opgewacht door de Spanjaarden. Woedend bliezen de geuzen, al rovend en plunderend, de aftocht.

De toegangswegen naar het Haarlemmermeer werden door soldaten op schansen [15a] bewaakt, onder andere te Sassenheim, de Kaag, Oude Wetering en Spaarnwoude. Toen de soldaten van de Prins een achterstand hadden bij het ontvangen van hun soldij, brak voornamelijk vanuit deze schansen de muiterij uit, wat tot grove plunderingen, mishandelingen en berovingen leidde.

Door de strenge winter kon bevoorrading van Haarlem plaatsvinden over het ijs van het IJ en de Haarlemmermeer. Toen de dooi was ingevallen namen de Hollandse vaartuigen deze taak over totdat in het voorjaar van 1573 de vloot van de geuzen op het meer werd verslagen. De bevoorrading over land was veel moeilijker, in de omgeving van Hillegom lagen Spaanse eenheden die huizen en boerderijen platgebrand hebben. Hillegom ‘’heeft veel nadeel ondervonden door het inlegeren van eenige Spaanse krygsbenden’’. Om de Spanjaarden het leggen van hinderlagen voor de voedseltransporten naar Haarlem te beletten werden door de Geuzen tussen Haarlem en Sassenheim veel boerderijen en woningen met de grond gelijk gemaakt. Hongersnood dreigde en de prijzen werden door de schaarste aan goederen omhoog gejaagd. Zullen de ’s Gravenmades toen hun boerenproducten tegen een redelijke prijs verkocht hebben of hebben zij zich toen puur  zakelijk opgesteld? Het waren immers voor hen ook moeilijke tijden.

Met een huurleger van 5000 man deed Willem van Oranje in juli 1573 nog een laatste poging om de Haarlemmers te hulp te komen. Tussen Heemstede en Bennebroek, aan het Manpad, werd het geuzenleger onder leiding van Graaf van Bronkhorst en Batenburg echter teruggeslagen. Of hier bij het Manpad inderdaad een slag heeft plaatsgevonden is overigens maar de vraag, de geleerden zijn het hier niet over eens. [15b] [16] Toen was het gedaan met Haarlem en op 12 juli werd de stad ingenomen. De gruweldaden die tijdens het beleg wederzijds werden gepleegd bereikten hun dieptepunt na de overgave. De leiders en hun soldaten werden onthoofd of aan elkaar gebonden in het Spaarne geworpen.  Het was een wonder dat de bevolking van Haarlem gespaard werd. Bij het beleg van Haarlem in 1572 deelde ook de omgeving in de ellende, Overveen en andere dorpen rondom Haarlem ‘’werden deerlijck verwoest ende vernielt’’. Er heerste grote armoede en de landerijen lager er verwaarloosd bij.

Tijdens de tachtigjarige oorlog zijn tussen 1572 en 1577 in Hillegom de kerk en nagenoeg alle huizen ten noorden van de Hillegommerbeek door brand verwoest. Uit de lijst van belastingplichtigen uit 1577 tot betaling van de Honderdste Penning blijkt dat van de genoemde 58 woningen in Hillegom er 52 zijn verbrand, drie op een andere manier onbruikbaar waren gemaakt en slechts drie woningen bespaard zijn gebleven. Overigens was niet alleen Hillegom er zo aan toe: ook in Heemstede, Schalkwijk, Overveen, Spaarnwoude, Velsen, Beverwijk was de grond bedurven, en alle de Huisen, in de voorschreeve Dorpen en Plaatsen gestaan hebbende, geheelijk geruineert, uitgesondert omtrent twaalf Huisen in de Beverwyk. Ook de kerken van Lisse, Sassenheim en Noordwijkerhout werden gedeeltelijk verwoest. Alleen de kerken van Voorhout en Noordwijk bleven gespaard. Door wie zijn die branden gesticht? Door de troepen van de geuzen? Door de huursoldaten van de prins? Door de Spanjaarden? Geschiedschrijvers melden dat ongeregelde benden van slecht betaalde soldaten het platteland in de omtrek van Haarlem en Amsterdam afstroopten en de dorpen plunderden, zodat de omgeving op een woestijn geleek. Natuurlijk ligt het voor de hand te veronderstellen dat de verslagen soldaten van de geuzen op hun aftocht flink huisgehouden hebben. Gelukkig zijn er getuigenverklaringen waaruit blijkt dat de bewoners van Hillegom en andere dorpen in de omgeving schade hebben geleden, nyet alleenlick van slants vyanden maer oock van slants vrinden ende soldaten. Eigenaars en pachters vluchtten naar elders. Een enkele boer vond een onderkomen in een kelder of hut om de schade aan zijn goederen beperkt te houden. De Schrama’s hadden gelukkig melkkelders in hun boerderijen of, als ze slim waren, een hut (tweede huis) in de duinen. Het onbewoond achterlaten van huis en woning bleef niet zonder gevolgen. Eigenaars van onroerend goed moesten hun belasting betalen en de pachters hun pacht over een periode waarin zij geen inkomsten hadden genoten. Om dit laatste aan te tonen brachten veel gedupeerden een bezoek aan de notaris om in aanwezigheid van getuigen de periode vast te leggen waarin zij niet in staat waren geweest zich een inkomen te verwerven.

[17] Bij het beleg van Leiden werd er langs het traject van de Heereweg weer gevochten om voedselleveranties te verhinderen. Opnieuw werden huizen en boerderijen in brand gestoken en werd er geplunderd door soldaten. Na het ontzet van Leiden op 3 oktober 1574 kwam onze streek weer in de frontlijn te liggen, dan weer verschenen er Spanjaarden vanuit Haarlem en dan weer de Geuzen vanuit Leiden of Alkmaar. [18] Slecht betaalde Spaanse benden en Duitse huurtroepen stroopten het land af. Nog meer boerderijen gaan in vlammen op, steeds weer leest men in de ‘’Morgenboeken’’ [19] van hofsteden, die ‘’door de lestleden troubelen’’ zijn ‘’gedestrueert’’. [20] Bij het beleg van Leiden zijn alle dorpskernen rondom Leiden verwoest behalve die van Noordwijk en Lisse. Na het ontzet van Leiden is in 1574 de Agathakerk in Lisse geplunderd en uitgebrand.

Omstreeks 1576 achtten de gevluchte bewoners de tijd rijp om naar hun platgebrande dorpen terug te keren. Helemaal veilig voelden zij zich schijnbaar nog niet. In een vergadering van de Staten van Holland van 11 mei 1576 wordt hun verzoek behandeld om gedurende zes maanden ‘bij oogluikinge’ in bescherming genomen te worden. Bescheiden voegen zij er aan toe: Indien sijne Excellentie uit ingebooren goedertierenheid sulks geliefde. Onder hen bevinden zich ook de gemeene schamele Ingezeetenen van Hillegom, hen onthoudende aan de Noortzijde van de Hillegommerbeek. Omdat zij dagelijks beschadigd werden aan haarluider persoonen, beesten ende ander goederen door verscheide vrijbuiters en uit vrees voor wat hun nog meer zou kunnen overkomen, vragen zij de Staten om deze sauvegarde ende protectie.Hun beroep op de goedertierenheid werd in eerste instantie niet met een half jaar, maar slechts met één maand bescherming gehonoreerd. Uit een resolutie van 10 juli 1576 blijkt dat uiteindelijk toch de gevraagde termijn van zes maanden werd toegestaan, die bovendien ook werd verleend ‘over de dorpen van Hillegom aen de anderde sijde geleegen’. 

De schade bleef niet beperkt tot het verwoesten van de huizen benoorden de Hillegommerbeek, ook zuidelijk in Hillegom en Lisse werd regelmatig geplunderd door het leger uit Sassenheim en de Kaag, eerst door belet van vrunden ende daernae van de vianden. De Lissese veehouder Lenert Daniëlsz. van Tethrode verklaarde dat hij genouchsaem door de oorloge ende buytenlandse crijge is bedorven omdat niet alleen al zijn goederen zijn gestolen, maar dat hem ook 31 beesten, zoo out als jonck, en drie velen paerden (veulens) affhandich gemaect sijn. Nog dramatischer verging het de kinderen van Jacob Jacobsz. Nadat zij huis en land hadden verlaten en hun vader was overleden, werden de weeskinderen zo verarmt, dat een van haer aen de deuren van goede luyden moest gaen bidden om een aelmis. Als we al dit soort getuigenissen op een rijtje zetten, krijgen we toch een aardig beeld van de rampzalige jaren van 1572 tot 1578.

Tot slot laten we nog even de Hillegomse landbouwer Reyer Arijsz. zijn verhaal vertellen. Hij werd bij zijn bezoek aan notaris Van der Wuert op 7 december 1578 vergezeld van twee getuigen, beiden wonende te Hillegom, te weten de 40-jarige Jacop Aelbertsz. en de tien jaar jongere Cornelis Gerritsz.

Reyer weet ons mee te delen dat in 1572, op St. Jacobsdag, de Spanjaarden door Hillegom zijn getrokken en zij hebben alsdoen de gemeen gebuyren (= ingezetenen) haer meublen gerooft ende geplundert; ende dat naedien den slach tot Hillegom geschiede, twelck was op Sinte Annadach. Hij is toen met andere Hillegommers zonder bezittingen (naect) uit het dorp gevlucht, wesende in groote pericule (=gevaar) van haer lijf te salveren (= redden). Zijn woning, het hooi en het koren dat hij had opgeslagen in zijn schuren en bargen, plus al zijn andere roerende goederen zijn naderhand geroofd of verbrand, zodat hij niets meer bezat.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog woonden diverse ’s Gravenmades tussen Haarlem en Leiden, met name in Hillegom, Lisse, de Zilk en Noordwijkerhout. Zij zullen ongetwijfeld te maken gehad hebben en geleden hebben van de plunderingen, de verwoestingen van hun boerderijen en mogelijk zelfs van verkrachtingen. Verschillende ’s Gravenmades komen voor op de lijst van weerbare mannen als soldaat of muskettier en een aantal daarvan is overleden tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Of hun overlijden te maken had met de plunderingen of met soldaatje ‘’spelen’’  is mij niet bekend.

     
                                              Weerbare mannen
                  

              Musketier                      Soldaat                Gewonde soldaat

De overheersing door Napoleon (1795-1813) brachten grote lasten met zich mee voor de Hollanders door de kosten van oorlogen welke in de miljoenen liepen. In de dorpen werden Franse soldaten ingekwartierd, in de streek werden paarden gevorderd en jongemannen voor de militaire dienst opgeroepen. En als stank voor dank plunderden de soldaten en werden burgers opgelicht. Met al deze zaken zullen de Schrama’s ook wel te maken gehad hebben, je zoons in dienst, Fransen in je huis bij je dochters, Fransoos met je dochter te paard een ritje maken en beide nooit meer gezien, je dure Franse cognac ook foetsie en waar is mijn spaargeld uit de linnenkast gebleven ?

Meer over Napoleon, de slag bij Waterloo en ''politionele acties'' (zoals dat zo mooi heet, maar ondertussen...) in Hendrik 10 november 1796.htm

[21] Boer Karel Schrama was de kromme, maar olijke pachter van de Phoenix, hij had altijd een vriendelijk praatje over. Hij boerde op een grote boerderij, beschut gelegen tussen de uitlopers van het Reigerbos aan de oude Es(ch)laan  in Lisse. Karel klaagt over de slechte tijden, zwaar van de oorlogsgeruchten (Fransen) en hij heeft de eigenaar van de Phoenix al voorbereid op het niet kunnen betalen van een deel van de pacht.

[22] ‘’ Na afloop van de Franse overheersing leefde een hele grote groep landgenoten in bittere armoede. Bijna 200.000 van de 2 miljoen Nederlanders waren bedeelden, armen. In de grote steden was een derde (Amsterdam) tot de helft (Leiden) van de bevolking aangewezen op liefdadigheid. Op het platteland verenigden bedelaars zich tot ware bendes die van dorp tot dorp trokken. Bewoners van buitenaf gelegen boerderijen leefden daardoor in grote angst.’’ Boer Karel zal dat ook meegemaakt hebben.

Terug naar Achtergrondinformatie

Naar boven


[1] Bron : Geschiedenis van Bloemendaal en Aerdenhout, Mr. C.W.D. Vrijland e.a.

[2] Bron : Het Vaderlandse Geschiedenisboek, Nationaal Archief.

[3] Bron : Geschiedenis van Bloemendaal en Aerdenhout, Mr. C.W.D. Vrijland e.a.

[4] Bron : De Duin- en Bollenstreek in caert gebracht, J.J.J.M. Beenakker

[5] Bron : Geschiedenis van Bloemendaal en Aerdenhout, Mr. C.W.D. Vrijland e.a.

[6] Bron : Van wildernisse tot bollenstreek, T. Lodewijk, uitgever Knoop en Niemeijer, Haaren

[8] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J. Beenakker

[9] Bron : Hillegom en de Tachtigjarige Oorlog, Th. van der Poel in het tijdschrift Hangkouserieën
                                                                                                                    van de Stichting Vrienden van Oud Hillegom

[10] Bron : De geschiedenis van Hillegom, Arie den Hoed vertelt, Stichting Vrienden van Oud Hillegom

[11] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J Beenakker

[12] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M.Hulkenberg

[13] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J Beenakker

[14] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M.Hulkenberg

[15a] Schans = versterking

15b] Bron : Slag bij het Manpad in Lisse ? door Maarten van Bourgondiën in het
                                                      Nieuwsblad van de Vereniging Oud Lisse Jaargang 8 nummer 4  – oktober 2009 blz. 21-29

[16] Bron : Heemstede in de historie, Leven, werken, handel en koehandel in de woonplaats van Emece, mr. JW Groesbeek

[17] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J Beenakker

[18] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M.Hulkenberg

[19] Morgen was een belasting op bezittingen.

[20] Bron : Kerken in 800 jaar Lisse, Ed Olivier

[21] Bron : In de schaduw der molenwieken, Joh. Dekker, Lisser familieroman uit de Patriottentijd, 1774-1796,
                                                                                                     NV Gebr. Zomer en Keunings Uitgeversmij Wageningen.

[22] Bron : Kwartaalblad ‘’Stad en Ambt’’, Almelo, oktober 2006

Terug naar Achtergrondinformatie

Naar boven

free web stats
.-.