Geschiedenis betreffende alle dorpen in de
Bollenstreek
De, hierna volgende, geschiedkundige informatie van ‘’alle dorpen’’ en
de individuele dorpen is niet bedoeld om een volledig beeld te geven. De
informatie bestaat uit fragmenten (groot en klein) over zaken of
gebeurtenissen welke ik interessant vond, bij mij herinneringen opriepen
of welke ik van belang achtte als context bij mijn stamboom.
Uit onderzoek is gebleken, dat de meeste plaatsnamen met het element
‘’heem’’
bij nederzettingen horen, die tussen de 5e en de 10e
eeuw gesticht zijn. Over het algemeen heeft dit soort plaatsnamen de
uitgang ‘’um’’ of varianten zoals ‘’em’’ of ‘’egem’’. Omstreeks 500
zijn tijdens het koloniseren in onze streek dorpen met ‘’heennamen’’
ontstaan, in onze streek rekent men Sassenheim (Hostsagnem, Uuestsagnem)
en Hillegom (Hyllenkem) daartoe.
De oudste en enige nederzetting in de 8e eeuw was het dorp
Haarlem, niet meer dan een klein dorp. Verder waren er rond Haarlem geen
dorpen, alleen hier en daar boerderijen en visserswoningen aan zee.
Haarlem was dus het ‘’hoofddorp’’ van een uitgestrekt gebied waarin zich
later nederzettingen ontwikkelden zoals Bennebroek, Heemstede,
Aalbrechtsberg, Tetrode, Vogelsang en Berkenrode. Samen vormden zij het
ambacht Haarlem, een bestuurlijke eenheid. De nederzettingen vielen
allen onder één parochie, de parochie van Haarlem, en deze situatie
heeft zelfs bestaan tot in 1625.
Volgens een lijst van een Utrechtse kerk met bezittingen in de streek
bestonden Hillegom, Sassenheim en Voorhout al vóór circa 860. De
geleerden zijn het er niet over eens hoe oud die lijst is. Volgens de
een betreft de lijst de periode van 777 tot 866, een ander van 899 tot
953 en weer een ander van 918 tot 948.
Om een indruk te geven van inwonersaantallen volgen nu enkele cijfers.
Holland had in 1350 circa 160.000 mensen op het platteland en 40.000 in
de steden. Leiden had 5.000 inwoners, Haarlem 7.000 en Dordrecht (zelfs)
10.000. In onze tijd praten we dan over kleine dorpen.
In 1657 had Haarlem ongeveer 38.000 inwoners en Leiden cicra 67.000.
Onderstaande tabel geeft een indruk van de omvang van de dorpen In de
Bollenstreek in de 14e en 15e eeuw.
Aantal
huizen / inwoners |
1369
huizen |
1369 inwoners |
1477
huizen |
1477
inwoners |
1494
huizen |
1494
inwoners |
1514
huizen |
1514
inwoners |
circa 1812
inwoners |
Hillegom |
46 |
283 |
67 |
412 |
60 |
369 |
69 |
424 |
|
Sassenheim |
33 |
133 |
63 |
254 |
21 |
85 |
32 |
129 |
|
Lisse
|
|
509 |
80 |
474 |
50 |
296 |
87 |
515 |
|
Eigenlijk waren het in die tijden maar dorpjes
van niks,
maar Lisse was wel het grootste dorp !!!
De gegevens van 1369 stammen uit de ‘’Inquisitie’’, een onderzoek naar
het functioneren van baljuwen, rentmeesters, schouten en boden onder
meer in Rijnland. In de verslagen van de hoorzittingen is per ambacht
het aantal personen vermeld dat voor de commissie verscheen. Dit aantal
is ‘’vertaald’’ naar een totaal aantal per ambacht (gemeente) met behulp
van de gegevens van 1514.
Het graafschap Holland werd tijdens het laatste kwart van de vijftiende
eeuw getroffen door een algehele economische malaise. Het vele
krijgsgeweld dat ondermeer de handel belemmerde, de hoge belastingdruk,
de exploitatie van de munt, en de voortdurend herhaalde renteverkopen
door zowel steden als dorpen ter financiering van de belastingen
speelden hierbij een belangrijke rol.
De economische
terugval komt ook duidelijk naar voren in twee, door landsheerlijke
commissarissen uitgevoerde, financiële onderzoeken binnen het graafschap
Holland: in 1494 de ‘Enqueste’ en in 1514 (in opdracht van
Maximiliaan van Oostenrijk en Karel V) een enquête (‘’Informacie’’) naar
de toestand in de Hollandse en Friese steden en dorpen.
Beide
onderzoeken hadden tot doel de welstand van de steden en dorpen te
bepalen en op basis daarvan tot een nieuwe belastingverdeling te komen.
Toen werd een heel dorp voor een bepaald bedrag aangeslagen en
het dorp moest het verder zelf maar uitzoeken hoe dit over de huizen en
de inwoners te verdelen.
"Woede van het kaas en
broods volk te Alkmaar", de plundering van het huis van rentmeester en
belastinginner Claes Corf tijdens de volksopstand van 1491 door het
zogenaamde "Kaas en Broodvolk". Op de voorgrond wordt de knecht van Corf
doodgeslagen.
De afbeelding (een ets) door R. Vinkeles is afkomstig uit:
J. Kok, Vaderlandsch woordenboek, Amsterdam 1785, dl.2.
Bron :
Regionaal Archief Alkmaar.
Bij de ‘’Enqueste’’ in 1494 werden de omstandigheden bij de dood van
Karel de Stoute in 1477 vergeleken met die van 1494. Opvallend is de
achteruitgang tussen 1477 en 1494. Na het sneuvelen van Karel de Stoute
in 1474 laaide in onze streken een burgeroorlog op met onder andere de
Hoekse en Kabeljauwse twisten en de opstand van het Kaas – en Broodvolk.
Onze dorpen hebben veel geleden van plundering, veeroof en
brandstichting. Bovendien werden ten behoeve van de oorlogsinspanningen
de belastingen flink verhoogd. Er waren ook mislukte graanoogsten en er
heerste ziekte onder het vee. In 1490 maakte de ‘’zwarte pest’’ veel
slachtoffers onder de bevolking. De bevolking was dan ook zeer verarmd
en velen moesten uit bedelen. Veel boeren trokken naar Haarlem of Leiden
om daar hun geluk te beproeven. Dit verklaart misschien, dat we
omstreeks 1650 in Leiden Schrama’s aantreffen als spek(ver)koper en
wijnkoper. Zij trouwden met Leidse schonen, vielen die op die leuke
boerenzonen als die met hun varken naar de stad gingen ?
De boeren in Holland werden bovendien in 1493
getroffen door een formidabele muizenplaag.
In 1494
verklaarden de vertegenwoordigers van Heemstede dat de welvaart sinds
1477 sterk was afgenomen. De inwoners van Heemstede waren volgens eigen
zeggen in 1477 driemaal zo rijk als in 1494. Als redenen noemde men de
teloorgang van de turfwinning, het wegtrekken van veel rijke
dorpsgenoten en de hoge belastingdruk vanwege de oorlogen die werden
gevoerd. Het werd voor de inwoners van Heemstede daardoor steeds
moeilijker om de door de landsheer (de graaf van Holland) opgelegde
belastingen te betalen.
De Haarlemmermeer is ontstaan door overstromingen in 1472 en 1509
waardoor enkele grote meren tussen Amsterdam en Leiden zich samenvoegden
tot één supergroot meer. Schiphol (‘’scheepsgraf’’) is vernoemd naar het
noordoostelijke deel van de Haarlemmermeer waar nogal wat schepen
vergingen.
Vooral bij stormachtig weer bedreigde de Haarlemmermeer het omliggende
land. Door de afslag van de oevers waren grote stukken van de
dorpsgebieden in het water verdwenen. In Lisse was de Haarlemmermeer
zich ten gevolge van de stormvloeden van 1477 en 1483 steeds verder gaan
uitbreiden. Bij een stormramp op 30 september 1514 is in Hillegom
slechts 100 morgen duin en veengrond droog gebleven en men moest
noodgedwongen het vee naar de duinen brengen. In het gebied van de
huidige Lisserbroekpolder is tussen 1580 en 1616 bijna 34 morgen land
verloren gegaan. De overgebleven weilanden konden alleen als hooiland
gebruikt worden, zo drassig waren ze geworden.
De ’s Gravenmades
zullen hier ook wel mee te maken hebben gehad.
Ongewoone Waterbeweging in het Haarlemmer Meer, bespeurt op den 1
November 1755
Gravure door T. Houttuyn
Bron :
www.beeldbank.noord-hollandsarchief.nl
Rond 1800 woonde het grootste deel van de bevolking niet verspreid, maar
geconcentreerd in de dorpen. Langs de verschillende wegen op de
strandwallen waren er wel reeksen boerderijen te vinden.
‘’ In Holland woonden rond 1840 bijna 970.000 mensen, ongeveer een derde
van het totaal van het Koninkrijk na de afscheiding van België.
Amsterdam was met ongeveer 220.000 inwoners verreweg de grootste stad.
Rotterdam had circa 80.000 inwoners en den Haag circa 65.000. Meer dan
de helft van de bevolking woonde in de stad.
Buiten de steden en stadjes werd zelden een
werkelijk hoge bevolkingsdichtheid aangetroffen : Amsterdam, Haarlem, de
Zaanstreek, de Zuiderzeesteden en de Drechtsteden werden omgeven door
relatief dun bevolkte gebieden.’’
In alle steden en dorpen in Nederland hebben de inwoners een bijnaam.
Bijvoorbeeld de ‘’Leidse glippers’’, die tijdens het beleg in 1574
stilletjes de stadspoorten uit glipten en de inwoners van diverse steden
hadden de bijnaam ‘’stoepenschijters’’, Vroeger ging het gewone volk
rustig op de rand van de stoep zitten poepen. In China vind men dat
nu nog heel normaal. Ook de inwoners van de dorpen in onze streek
hadden bijnamen of zeg maar scheldwoorden. Er waren de gaapstokken uit
Lisse, de hangkousen uit Hillegom, de torentrekkers uit Noordwijk, de
koetillers uit ‘’Kokkerhout’’ (Noordwijkerhout), de ‘’duinknijnen’’ uit
de Zilk, de asbakken of aspotters uit Sassenheim, de dwarsdrijvers uit
Voorhout en de bokkingrooiers
uit de Glip. Tijdens de kermisdagen ging het er vaak heet aan toe in de
dorpen, de asbakken tegen de dwarsdrijvers, de koetillers tegen de
duinknijnen en met name in ‘’Kokkerhout’’ viel er nogal eens een dode na
‘’het trekken van de messen’’.
Terug naar Achtergrondinformatie
Naar boven
Bron: Verre
Verwanten, R. van Drie en K. Noorda, Teleac / Kosmos – Z & K,
Utrecht, 2005,
in samenwerking met CBG
Bron : 150
jaar Noord-Holland en Zuid-Holland, 1990, Stichting Hollandse
Historische Reeks, den Haag
Terug naar Achtergrondinformatie
Naar boven
Start | Inleiding | Verantwoording en betrouwbaarheid | Herkomst van de naam 's Gravenmade | Welgeborenen | Leenmannen | Het landschap van de Duin- en Bollenstreek | Van eerste bewoners tot dorpen | Akker- en tuinbouw | Veeteelt | Mest, turf en zand | Konijnen | Blekerijen en wasserijen | Kalkovens en steenfabrieken | Beroepen | Vervoer over land | Vervoer over water | De aanleg van de trekvaart | Landbezit | Woningen, boerderijen en interieur | Communicatie | Politiekbuiten | alle dorpen in de Bollenstreek | Lisse | De Zilk | Noordwijkerhout | Sassenheim | Voorhout | Vogelenzang | Heemstede | Bennebroek | De Kerk | De Maatschappij | Het Huwelijk | Bevruchting en bevalling | Het Gezin | Het Huishouden | Gezondheid(szorg) en hygiëne | Eten, drinken en genotsmiddelen | Vermaak | Onderwijs | Inkomen, uitgaven en prijzen | Beroepen en functies van de voorouders
Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op
11/04/16
|