Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

Veeteelt  

Start
PROBLEMEN
Disclaimer en tips
Nieuw(s)
Zoeken
Info over mijzelf
Stamboom algemeen
Bekende Nederlanders
Stamboom Schrama
Documenten Schrama
Hulp gevraagd Schrama
Pictures Schrama
StamboomHulsebosch
Documenten Hulsebosch
Pictures Hulsebosch
Achtergrondinformatie
Literatuur
Links / tijdschriften
Contact
Pictures Almelo
Muziek

 

Veeteelt
Ik raad U aan eerst de Inleiding en Verantwoording /  betrouwbaarheid te lezen voordat U een specifieke paragraaf leest.

[1] [2] [3] [4] [5] [6a] In de Middeleeuwen (400 tot 1550) waren de meeste dieren veel kleiner dan tegenwoordig en de kleuren van rundvee en paarden vertoonde een bonte schakering. Runderen waren van belang voor de melk, de mest en als ‘’werkpaard’’ voor de ploeg. Schapen werden gehouden voor de wol, het vlees was van minder belang. Vetmesterij van kalveren en het houden van varkens gebeurde alleen voor eigen gebruik, sommige veehandelaren deden aan vetmesterij. Over het aantal stuks vee in de Middeleeuwen is weinig bekend.
[6b] Wel is het volgende bekend :
‘’Sinds de 15e eeuw werd op grote schaal vetweiderij en handel in slachtvee bedreven. De toenemende bevolking en groeiende koopkracht in Noordwest-Europa hadden geleid tot een stijging van de vleesconsumptie. Elk jaar werden er duizenden ossen uit Denemarken en Sleeswijk-Holstein via Hamburg, Groningen en Coevorden naar de Zwolse polder Mastenbroek
gedreven. Daar konden ze bijkomen hun gewicht ‘’bijspijkeren’’ na de lange reis. Het meeste vee ging daarna door in de richting van den Bosch naar de veemarkten in Gelderland en Brabant, maar ook naar Keulen.’’

De boeren hielden paarden, rundvee, schapen, varkens en pluimvee. Ook de dorpsbewoners hadden  thuis een varken. De zuivelproducten werden met name op de Leidse markt verhandeld en de meeste boeren gingen elke week naar de markt voor in- en verkoop. In de Middeleeuwen had een volwassen rund één hectare grasland nodig, nu zijn er 3 à 4 koeien per hectare. Toen was de melkgift per koe circa 600 liter per jaar, slechts iets meer dan 1.5 liter per dag. Rond 1800 was het circa 2500 liter per dag en nu komt het boven de 10.000 liter, bijna 30 liter per dag.
Omstreeks 1550 moest de boer belasting betalen over de geboorten van jong vee en zelfs van ganzen, de zogenaamde ‘’krijtende of bloedtienden’’. De betaling gebeurde in eerste instantie nog in natura, later in geld.

De boeren woonden nogal eens ver van het land waar zij de koeien molken, gras maaiden en hooiden. Een ‘’duinboer’’ had vaak grasland in de polders grenzend aan de westkant van de huidige Haarlemmermeer. Schrama’s waren nogal eens duinboeren en hadden land in de polders zoals blijkt uit notariële akten.
De kleinere boeren hadden geen eigen stier, maar er was een stier voor ‘’gezamenlijk gebruik’’. De grotere boeren hadden een of meerdere  stieren, er was één stier op 40 koeien.

[7a] Zieke koeien werden vroeger de duinen in gedreven. Zij kwamen na een poosje weer gezond terug dankzij de homeopathische kruidenwinkel die ze iedere dag mochten leegsnoepen. [7b] In de weilanden ontstonden ‘’pestbosjes’’ of ‘’koebosjes’’ waar vee werd begraven dat was getroffen door de runderpest. Die plekken werden omgeven door een ringsloot waardoor gezond vee er niet kon komen en er bosjes konden groeien. 

[8a] De bescherming en verzorging van smakelijk wild is een eeuwenoude parallel van de veehouderij. Zo kocht de stad Haarlem in 1608 het ‘’recht van Zwanendrift’’ (drift=drijfjacht) in alle grachten en vijvers van Haarlem. De zwanen werden nadat ze bijgevoerd en verzorgd waren opgegeten. Zwanen en reigers werden in die tijd nog gegeten. In Lisse had je een straat genaamd ‘’de Zwanendreef’’ en een boerderij genaamd de ‘’Zwanendrift’’.

In de 18e eeuw werd de veehouderij verschillende malen getroffen door de gevreesde runderpest, de veestapel decimeerde. Men wist niets over het besmettingsgevaar, beesten werden niet afgemaakt en de pest stak steeds weer de kop op. Veeartsen waren dun gezaaid, de boeren hadden voor hun zieke vee meer vertrouwen in de hoefsmid. De hoge prijzen voor de melkproducten op de markt wogen niet op tegen de kosten voor het weer op peil brengen van de veestapel.

[8b] De veehouderij in Lisse werd in de 18e eeuw drie maal getroffen door de runderpest. In 1769 sloeg de ziekte hard en snel toe. Tussen half mei en eind september is ruim 40 procent van het vee aan de pest bezweken. Dit betekende een ramp voor Lisse.

[8c] In de 19e eeuw moest een boer in zijn eigen arbeidsbehoefte voorzien als zijn bedrijf kleiner was dan tien hectare en  er minder dan zes koeien waren. Als er niet genoeg ‘handjes’ waren in het gezin (kinderen en inwonende familie) moest er arbeidskrachten ingehuurd worden. Dat kon zijn in de vorm van dienstmeiden en knechten met een contract en / of tijdelijke arbeidskrachten, vooral uit Duitsland, inhuren voor de piektijden bij het binnenhalen van het hooi en als de tarwe rijp was om te oogsten. Zie >>>>>>>> Beroepen voor meer informatie over de tijdelijke arbeidskrachten.

In die tijd was het gewoon als pubers of zelfs kinderen op tienjarige leeftijd ‘in dienstbetrekking’ gingen. Ze werden ingezet voor licht werk zoals het hoeden van de schapen. Overdag moesten ze tussen de bedrijven door stro in de stallen en plaggen in de schapenhokken brengen om daarmee de hoeveelheid mest te vergroten. En als ze geluk hadden mochten ze in de wintermaanden terug naar hun ouders en naar school. Behalve kost en inwoning, een paar klompen en een broek of schort kreeg deze jongste lichting een loon van 12 tot 20 gulden per jaar.

[9] ‘’ In Holland waren in 1840 grote boerderijen waar men twintig,dertig en soms wel veertig koeien melkte en daaruit kazen van zeer goede kwaliteit maakte. Deze boeren verbouwden  zelf geen voedsel – dat kochten zij op de markt – en beschikten soms over een formidabel kapitaal. Alleen al het talrijke vee, de kapitale boerderij en de zeer dure grond vertegenwoordigden al een fortuin. De Hollands – Friese  melkkoeien waren bovendien van een zeer goede kwaliteit, mede dankzij de uitstekende voeding bedroeg de jaarlijkse melkgift gemiddeld zo’n 2.500 liter, terwijl men elders (buiten de Nederlandse kustprovincies en Vlaanderen) niet boven de 1.500 liter uitkwam.’’

Rond 1840 had in Holland de ‘’superboer’’ 45 tot 125 koeien. De grotere boer had 15 tot 40 koeien, een tiental varkens, 10 tot 20 schapen en enkele paarden. Kleinere boeren hadden 6 tot 10 koeien. Een koe kostte rond 1840 van 40 tot 165 gulden in Holland. Cornelis Schrama boerde rond 1800 in Hillegom en kan, blijkens de boedelinventaris bij zijn overlijden in 1804, gerekend worden tot de grotere boeren. De 19e eeuw was een goede tijd voor de veeteelt, alleen in 1866 was er weer de veepest. De gevolgen waren groot, want de regering deed half werk bij de inentingen en de boeren werkten tegen.

Tot aan de WO II werd  in Haaksbergen een tweewekelijkse biggenmarkt gehouden. Het was er altijd een drukte van belang want tegelijkertijd was er vlakbij de warenmarkt. Deze foto is rond 1936 gemaakt.

Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen'',uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.

[10] ‘’ In de duinen hielden de boeren ook vee, in ieder geval schapen en geiten. Die zijn niet zo kieskeurig wat hun voedsel aangaat en konden altijd wel wat van hun gading vinden. En op de betere stukken grond, waar wat gras groeide, werden ook wel een paar koeien gehouden.’’

Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen''.
Uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.

Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen''.
Uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.

Op onderstaande foto is goed te zien dat er flink wat ''handjes'' van meiden en knechten nodig waren om dagelijks de melk te ''verzamelen'' toen er nog geen melkmachines waren.
Bij kleinere boerderijen werkten ook de boer en / of de boerin mee.
 

      

De knechten en meiden aan het melken in het land bij een boerderij in Weidum (Friesland).
De foto dateert van v
óór 1940.
Bron :
Tresoar Fotos, Tresoar is het Fries historisch en letterkundig centrum.

Hildebrand schreef in zijn ‘’Camera Obscura’’ over de boerin :

‘’De bestemming der  Noordhollandse boerin, als zodanig,  is kezen, kezen, altijd  kezen, is bestendig te zorgen dat de melk die ’s ochtends en ’s avonds na ‘’melkerstaid’’ wordt binnengebracht, de deur niet uitga dan in de gedaante van goede, gezonde en niet barstende kaas. En dat geeft haar dagelijks zoveel werk, dat men niet weet hoe zij de tijd vindt om kinderen te krijgen. Nochtans krijgt zij ze in grote menigte.Maar ook, als het ‘’puppie’’een dag of drie door de buren is ‘’gekeken’’, verlaat zij de kraamkamer alweer, en begeeft zich ogenblikkelijk aan de kaastobbe’’.

Een ander gezegde luidt : ''Een vrouwenhand en een paardentand staan nooit stil''.
De vrouwenhand slaat op de boerin die het manusje-van-alles was en van 's morgens vroeg tot
's avonds laat werkte en ook nog tijd had om veel kinderen te krijgen.
Ik vind het gezegde ''Een vrouwenmond en een paardentand staan nooit stil'' meer toepasselijk.


De werkende Achterhoekse vrouw.
Bron :
Staring Instituut
(Centrum voor het streekeigene van Achterhoek en Liemers)
www.staringinstituut.nl
(foto niet te vergroten door erop te klikken)


En Hildebrand schreef in zijn ‘’Camera Obscura’’ ook over de boer :

‘’Het hoogst aangeschreven staan zijn beesten en daarna zijn vrouw. Want als zijn beesten sterven, kost de inkoop van andere geld; een vrouw is om niet terug te vinden en brengt mogelijk nog wel een stuivertje mee. ‘’

Over de ‘’landman’’ bestaan ook versjes : 

‘’Ik ben een boer,
Ik breng het voer,
Aan luie stadse mensen,
Ik werk er om,
Ik ben niet dom,
Ik zou niets anders wensen.’’
Bron : opschrift op een achterkrat van een boerenwagen in het Openlucht Museum te Arnhem. 

‘’Hoe genoeglijk rolt het leven,
Des gerusten Landmans heen,
Die zijn zalig lot, hoe kleen
Om geen koningskroon zou geven’’
Bron : ‘’Akkerleven’’ door Poot, circa 1733.    

Over het algemeen hadden de boeren in de loop der tijden ondanks de diversiteit aan producten een ‘’beperkt bestaan’’. Misschien verdienden ze wat bij door te ‘’strandjutten’’. De Schrama’s woonden niet ver van het strand en in slechte tijden mag alles wat verboden is. Maar voor de boer zonder bijverdiensten was de grond schraal en het was of te nat of te droog. De landbouwopbrengsten waren laag door een tekort aan mest, slechte grondbewerking en de geringe trekkracht van dieren voor de ploeg.

 En er waren altijd die ‘’verrekte konijnen’’ (zie konijnen ).

Mijn Oma Schrama had indirect ook met veeteelt te maken.
Zij handelde in kaas en ik kan me nog herinneren,
dat mijn vader in het kaaspakhuis de kazen ging omdraaien.

 

[1] Bron : De Duin- en Bollenstreek in caert gebracht, J.J.J.M. Beenakker

[2] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J.J.J.M. Beenakker

[3] Bron : Lisse op de grens van droog en nat, J.J.J.M. Beenakker

[4] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M. Hulkenberg

[5] Bron : ‘t Vermaaklijk Hillegom, A.M. Hulkenberg, uitgeverij Repro-Holland, Alphen a/d Rijn, 1972

[6a] Bron : Heemstede in de historie, Leven, werken, handel en koehandel in de woonplaats van Emece, mr. JW Groesbeek

[6b] Bron : Jaarboek CBG 2008 ‘’Genealogie en de Canon deel I’’,
                                                              ‘’De handelsgeslachten van de Hanzestad Zwolle’’ door Johan Seekles, blz 34

[7a] Bron : Lezen in het duin, Gert Baeyens en Jaap Duyve,
                                                                      Stadsuitgeverij Amsterdam / Gemeentewaterleidingen Amsterdam, 1991

[7b] Bron : Blauwe ader van de Bollenstreek, 350 jaar Haarlemmertrekvaart-Leidsevaart 1657-2007

[8a] Bron : Lezen in het duin, Gert Baeyens en Jaap Duyve,
                                                                      Stadsuitgeverij Amsterdam / Gemeentewaterleidingen Amsterdam, 1991

[8b] Bron : Knappenhof of Grotenhof te Lisse door R.J. Pex, uitgegeven door Grimbergen Boeken Lisse, 1999

[8c] Bron : De geschiedenis van het Boerenleven in Nederland, deel 5 : Meiden en knechten,
                                                                                                              Cor van der Heijden, Waanders Uitgevers

[9] Bron : 150 jaar Noord-Holland en Zuid-Holland, 1990, Stichting Hollandse Historische Reeks, den Haag

[10] Bron : Loosterweg 1,2,3 door Hans van de Reep

Naar boven

Inleiding | Verantwoording en betrouwbaarheid | Herkomst van de naam 's Gravenmade | Welgeborenen | Leenmannen | Het landschap van de Duin- en Bollenstreek | Van eerste bewoners tot dorpen | Akker- en tuinbouw | Veeteelt | Mest, turf en zand | Konijnen | Blekerijen en wasserijen | Kalkovens en steenfabrieken | Beroepen | Vervoer over land | Vervoer over water | De aanleg van de trekvaart | Landbezit | Woningen, boerderijen en interieur | Communicatie | Politiekbuiten | alle dorpen in de Bollenstreek | Lisse | De Zilk | Noordwijkerhout | Sassenheim | Voorhout | Vogelenzang | Heemstede | Bennebroek | De Kerk | De  Maatschappij | Het Huwelijk | Bevruchting en bevalling | Het Gezin | Het Huishouden | Gezondheid(szorg) en hygiëne | Eten, drinken en genotsmiddelen | Vermaak | Onderwijs | Inkomen, uitgaven en prijzen | Beroepen en functies van de voorouders

Veeteelt

free web stats
.-.