Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

  Vervoer over water

Start
PROBLEMEN
Disclaimer en tips
Nieuw(s)
Zoeken
Info over mijzelf
Stamboom algemeen
Bekende Nederlanders
Stamboom Schrama
Documenten Schrama
Hulp gevraagd Schrama
Pictures Schrama
StamboomHulsebosch
Documenten Hulsebosch
Pictures Hulsebosch
Achtergrondinformatie
Literatuur
Links / tijdschriften
Contact
Pictures Almelo
Muziek

 

Vervoer over water
Ik raad U aan eerst de Inleiding en Verantwoording /  betrouwbaarheid te lezen voordat U een specifieke paragraaf leest.

  

                   Lading en passagiers gaan / zijn aan boord, het paard rechts mag rusten en
                   het paard links moet werken. Of hoort het rechter paard bij de omnibus ?
                   Het kan ook zijn dat de passagiers overgestapt zijn van de omnibus
                   in de trekschuit.                     Prent van Anton Pieck.                                         

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] In een groot deel van Nederland ging veel vervoer over water en elke boer had schuiten en pramen voor vervoer van koeien, hooi en producten. De smalle zandvaarten, in de 16e eeuw in de streek gegraven ten behoeve van de zandwinning, werden gebruikt voor het vervoer over water. Deze zandsloten vormden een verbinding met de havens in Sassenheim, Lisse en Hillegom. Vanuit die havens werden de lokale producten door beurtschippers of met de speciale marktboot over de Haarlemmermeer vervoerd naar de markten in Amsterdam (dagelijks), Haarlem en Leiden. De ’s Gravenmades woonden in de buurt van sloten en vaarten en zullen daar dankbaar gebruik van gemaakt hebben voor  vervoer van allerlei zaken zoals marktproducten, hooi, hout, turf en vee. Over de, vaak gevaarlijke, Haarlemmermeer werden nauwelijks personen vervoerd.  
 

      

De eerste trekschuiten waren overdekt met een 'tent' van leer of geteerd zeildoek.

''Haerlemsche Jaegschuyties'' op een ets van Reinier Nooms, genaamd "Zeeman", circa 1652-1654.

Bron : de Historische Vereniging Heemstede Bennebroek

De ets van Nooms is meer gedetailleerd te zien via >>>>
Na het openen van de ets op ''full-screen'' kan men na één maal klikken met de linkermuis
in- en uitzoomen met resp. het plusteken en het minteken.

                

                    Riviergezicht met kanaalschip en zeilboten
                    door
Salomon J. van Ruysdael, 1660-1670.
                    Afkomstig uit de collectie van het ICN
                    (
Instituut Collectie Nederland, Amsterdam).
                    Foto op www.icn-collectie.nl door Tim Koster.

Door de toename van de handel ontstond in de 17e eeuw behoefte aan regelmatig passagiersvervoer, toen zijn er veel trekvaarten gegraven. Tussen de stadsgrachten van Haarlem en Leiden is in 1657 de Leidse Vaart gegraven. Het reizen per trekschuit werd erg populair. In 1663 werd 65.837 keer  gebruikgemaakt van de trekschuit in Leiden en omstreken.

                             

       
                          Aquarel vervaardigd ca.1790 door Warna(a)r Horstink (1756-1815)
                          "De
Amsterdamsevaart en -weg, Haarlem, ziende naar het oosten,
                         
met trekschuit en jagerspaard.''
                          (D
e afbeelding is verkregen van het Noord-Hollands Archief in Haarlem,
                                                                     
het gebruiksrecht berust bij dit archief)

De trekschuit had een kajuit voor 30 tot 35 passagiers. De zitplaatsen zijn bedekt met kussens, maar het meeste gerief bood de spuugbak. Toen waren er al viespeuken. Bij elk landhuis, elke boerderij en elk dorp langs de route werd zonodig gestopt voor passagiers of goederen. Men hoefde maar ‘’volk mee’’ te roepen en de trekschuit legde aan. Diverse Schrama’s woonden dicht bij de Trekvaart en het Schrama-volk zal dus ook vaak ‘’volk mee’’ geroepen hebben als ze naar de stad gingen, naar de markt, op bezoek, naar hun werk of naar hun verkering.

[12] Dagelijks vertrokken 9 tot 10 trekschuiten uit Leiden en uit Haarlem. Men vertrok soms al om drie of vier uur in de morgen en betrof het een lange reis, dan ging men ’s avonds aan boord en overnachtte op de schuit.  ’s Avonds om 10 of 11 uur ging de ‘’nachtschuit’’ waarmee je de volgende morgen de trekschuit van Haarlem naar Amsterdam of van Leiden naar den Haag kon halen, nu doe je dat in een uurtje. Ook was door de Leidse Vaart vervoer van producten en goederen naar Haarlem en Leiden gemakkelijker geworden voor de bewoners van de streek.

In Halfweg (nabij het huidige station van Lisse) werden de paarden ververst. Ook bij de huidige Piet-Gijzen-brug tussen Voorhout en Noordwijkerhout was een pleisterplaats. Deze brug is vernoemd naar Pieter Gijsen, de baas van de pleisterplaats aan de Leidse Vaart.
Meer informatie over Halfweg (genaamd HERDENKING 350 JAAR TREKVAART MET HISTORIE HUIZE HALFWEG)
is te vinden op de site van de vereniging Oud Lisse onder Historie >>> site Oud Lisse

foto van Simon van Dijk.

Trekschuit bij Lisse Halfweg.
Bron : Facebook / groep Je bent Lisser als..... /  Henk van Leeuwen

                                     undefined
Boekenliefhebber Perkamentus Antiquarius – wie er achter deze naam schuilgaat is niet bekend – meldde dat hij in het bezit was gekomen van een vervoersbewijs voor de trekschuit uit 1775. Het bleek te gaan om een kaartje voor het traject Gouda-Amsterdam, aangeschaft bij kastelein Jan Willem van Sweeringen in Gouda. Zou dit het oudst bewaard gebleven vervoersbewijs van Nederland kunnen zijn ?
Een fors bedrag als we bedenken dat een arbeider toen tussen de twintig en vijfentwintig stuivers per dag verdiende.
Bron : geschiedenisvanzuidholland.nl

Rond 1840 was het vervoer over water strak gereglementeerd, er waren aparte tarieven voor elk vat bier, elke bos stro, mand turf, of ‘’tinnetje’’ aardappelen. De vaartijden lagen ook vast en er werd op de ‘’nugterheid  van de schippers’’ toegezien.

[13a] Ging men op reis, dan moest men beslist eten meenemen, want aan boord was niets te krijgen. Bij de meeste halteplaatsen stond een veerhuis, een soort logement en koffiehuis.  Jongedames werden ’s nachts aan boord aan de goede zorgen van de schipper toevertrouwd.

Zodra de trekschuiten door het ijs niet meer konden varen, werden ijssleden ingezet als vervoermiddel.  Het zeilen met ijsschuiten dateert al van voor 1600. Men haalde er snelheden mee van 5 kilometer per uur en dat werd als niet gering ervaren.

[13b] In de extreem koude winter van 1697 / 1698 moesten er extra paarden ingezet worden  om de trekvaarten open te houden totdat de gehele vaart met een ijsbreker ijsvrij was gemaakt.

Met de trekschuit werd gemiddeld 5 kilometer per uur gehaald. De postkoets was bijna twee maal zo snel, maar wel vier tot vijf maal duurder dan de trekschuit. Wie reisde er nu per trekschuit en wie per diligence? De ‘’gewone man’’ nam de trekschuit, de ‘’mensen op stand’’ lieten zich verplaatsen met de diligence.  In zijn ‘’Camera Obscura”” geeft Hildebrand een uitvoerige uiteenzetting. Over de reizigers per trekschuit was hij niet enthousiast. Daarmee reisden :

‘’fatsoenlijke handwerkslieden die een teutig bedrijf hebben, zoals ivoordraaiers en horlogemakers, goede luidjes die een erfenis gaan halen, de vrouw met een broodje in de breizak, de man met een snuifdoos met speelwerk, jeugdige koekebakkers die niet willen weten dat zij het zijn, kleine renteniertjes van vijftig tot zestig jaar die zilveren pijpedoppen in palmhouten akertjes[14] bij zich hebben, eerlijken boekhouders, die vijf en twintig jaar op een zelfde kantoor hebben gediend en ten bewijze van dien een zilveren tabaksdoos met inscriptie tonen, moeders met slapende kinderen, die er eentje thuis hebben gelaten dat nog maar acht jaar oud is en al Frans kan,breiende huishoudsters die ‘’uwe’’ en ‘’ik heeft’’ zeggen, kameniers die voor haar mevrouwen door willen gaan en van ons Buiten spreken waaraan zij bij een of andere brug moeten worden afgezet en waar tot haar grote beschaming een tuinmansknecht ze met een zoen ontvangt, halve zieken die een ‘’profester’’ gaar raadplegen, juffrouwen die de vracht met een dertiend’half en een pietje[15] passen en ongelukkigen die niet onder dak kunnen komen tenzij ze aan een volgend veer de schuit van agten nog halen’’.

Op de diligence ‘’reist gij met officieren in de politiek, met studenten, met heren die naar een audiëntie gaan, met schoolopzieners en leden van provinciale commissiën, met mannen van de beurs, met paardekopers en aannemers in wijde blauwlakense  cloaks [16], met handelsreizigers, schitterende door een brede ring aan de voorste vinger (meestal een amethist), met dichters die een lezing gaan doen, met fiere dames die ’t half beneden haar stand rekenen in diligences te reizen en zich door stuursheid van die hoon wreken, met jonge meisjes die verlegen worden en ’t half kwalijk nemen als een vreemd heer beleefd jegens haar is, met weldadige tantes die aan de plaats harer bestemming door een halfdozijn kinderen die zij sinds jaren bederven worden opgewacht, met koopvaardijkapiteins met lange Curaçaose sigaren, met jagers die meer bezorgdheid voor hun geweer dan voor uw tenen koesteren, met een dikke aamborstige heer die alles open wil hebben, en met een dunne spichtige heer die de kraag van zijn jas opslaat, van ‘t ‘’méchante’’ weer spreekt en u wil laten stikken.’’

 

                   

                                          Bron : www.leidsevaart.nl

‘’ Het personenvervoer over de binnenwateren geschiedde rond 1840 vooral met de trekschuit, een binnenvaartuig dat door middel van een jaaglijn door een zogenaamd jaagpaard, dat stapvoets over het jaagpad liep, werd voortgetrokken. Het uitgebreide netwerk van trekvaarten was vrijwel volledig in de 17e eeuw aangelegd. ‘’

‘’ De aanleg van kanalen in de 19e eeuw deed nieuwe trekschuitdiensten ontstaan.’’

            

                         Prent van R.de Vries (1813-1874) met trekschuit omstreeks 1850

De trekschuiten boden meestal plaats aan ruim dertig personen, van wie er circa acht konden plaatsnemen in de roef, het luxer afgewerkte deel van de boot, waar de zitplaatsen zo’n vijftig procent duurder waren dan in het ruim, waar men zonder veel gerief op lange banken soms dicht op elkaar gepakt zat.’’

‘’Ondanks de aanleg van nieuwe verharde wegen vond het meeste interlokale vervoer in 1840 plaats over water.’’

 ‘’’De kwalitatief sterk verbeterde diligence stelde reizigers in staat om, gebruikmakend van bestrate wegen, zich redelijk comfortabel en snel te verplaatsen. Vrij plotseling was in grote delen van Holland de trekschuit een traag vervoermiddel geworden. Er werden wel enkele pogingen ondernomen om de diligences te slim af te zijn, bijvoorbeeld door de introductie van de ‘’vliegende schuit’’, een trekschuit getrokken door twee paarden waarmee de gemiddelde snelheid danig kon worden opgevoerd. Het succes was evenwel betrekkelijk gering.””

‘’ Ondanks de groei van het personenvervoer over land, bleef het overgrote deel van de bevolking van de trekschuit gebruikmaken. Het gebruik van de diligence was voor de meesten een veel te dure aangelegenheid. De diligence was ongeveer drie maal duurder dan de trekschuit. De trekschuit werd een ‘’volksschuit’’.’’

Informatie over de aanleg van de trekvaart tussen Haarlem en Leiden in De aanleg van de trekvaart


Vorige

Naar boven


[1] Bron : Holland Historisch Tijdschrift 2005-4

[2] Bron : De Duin- en Bollenstreek in caert gebracht, J.J.J.M. Beenakker

[3] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J.J.J.M. Beenakker

[4] Bron : Lisse op de grens van droog en nat, J.J.J.M. Beenakker

[5] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M. Hulkenberg

[6] Bron : ‘t Vermaaklijk Hillegom, A.M. Hulkenberg

[7] Bron : Heemstede in de historie, Leven, werken, handel en koehandel in de woonplaats van Emece, mr. JW Groesbeek

[8] Bron : Kerken in 800 jaar Lisse, Ed Olivier

[9] Bron : Winters van Weleer, Het Hollandse winterlandschap in de Gouden Eeuw, A. van Suchtelen.

[10] Bron : 150 jaar Noord-Holland en Zuid-Holland, 1990, Stichting Hollandse Historische Reeks, den Haag

[11] Bron : De Duin- en Bollenstreek in vogelvlucht, J. Beenakkker

[12] Bron : Lisse op de grens van droog en nat, J.J.J.M. Beenakker

[13a] Bron : Uit Voorhouts verleden, W. de Moij, drukkerij en uitgeverij ‘’B en W’’, Arnhem

[13b] Bron : Geschiedenis Magazine (voorheen Spiegel historiael) juli-augustus 2008

[14] Akertje = eikelvormig doosje

[15] Dertiend’half = twaalf en een halve stuiver, pietje = twee en dertig en een halve cent

[16] Cloak = mantel


Vorige

Naar boven            

Start | Inleiding | Verantwoording en betrouwbaarheid | Herkomst van de naam 's Gravenmade | Welgeborenen | Leenmannen | Het landschap van de Duin- en Bollenstreek | Van eerste bewoners tot dorpen | Akker- en tuinbouw | Veeteelt | Mest, turf en zand | Konijnen | Blekerijen en wasserijen | Kalkovens en steenfabrieken | Beroepen | Vervoer over land | Vervoer over water | De aanleg van de trekvaart | Landbezit | Woningen, boerderijen en interieur | Communicatie | Politiekbuiten | alle dorpen in de Bollenstreek | Lisse | De Zilk | Noordwijkerhout | Sassenheim | Voorhout | Vogelenzang | Heemstede | Bennebroek | De Kerk | De  Maatschappij | Het Huwelijk | Bevruchting en bevalling | Het Gezin | Het Huishouden | Gezondheid(szorg) en hygiëne | Eten, drinken en genotsmiddelen | Vermaak | Onderwijs | Inkomen, uitgaven en prijzen | Beroepen en functies van de voorouders


 


 

 

 

Vervoer over water

free web stats
.-.