Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

Start PROBLEMEN Disclaimer en tips Nieuw(s) Zoeken Info over mijzelf Stamboom algemeen Bekende Nederlanders Stamboom Schrama Documenten Schrama Hulp gevraagd Schrama Pictures Schrama StamboomHulsebosch Documenten Hulsebosch Pictures Hulsebosch Achtergrondinformatie Literatuur Links / tijdschriften Contact Pictures Almelo Muziek

Woningen, boerderijen en interieur                            

Meubilair

 De woningen en boerderijen

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9a]
Rond 1800 waren de meeste huizen in de dorpen zeer eenvoudig.
Er waren maar een paar kamers, soms maar één en deze werd ‘’kameren’’ genoemd.
De kamer aan de straat diende dikwijls als werkruimte, werkplaats of winkel.


Geschreven tekst aan de bovenkant van de prent :

''als er na brand een nieuw huis gebouwd wordt geeft Goes subsidie :

8 schellingen voor een schaliedak (
met leien bedekt dak)

4 schellingen voor een tegeldak

zo moeten de strooien daken uit de stad verdwijnen.''

Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen,
                                                                       verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.


Daar werd meestal ook gekookt, gegeten en geslapen in bedsteden.


Geschreven tekst aan de onderkant van de prent :

''De wand tussen voorhuis en binnenhaard (links)

Deuropening (onder links)

Dat ronde ding tegen de (achter)wand is de opgeklapte eettafel.

Als wij maar één vertrek hadden waar zowel de eettafel als ons bed in moesten staan,
dan namen wij een opklapbed, zij niet.''  

Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen,
                                                                       verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.

Geschreven tekst aan de onderkant van de prent :

''2 maaltijden per dag, bij het eten wordt bier gedronken.
Van koffie of thee hebben ze nooit gehoord.''

Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen,
                                                                       verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.

   

Bron : Eigen foto gemaakt in het Openluchtmuseum Ootmarsum

De haard bevond zich oorspronkelijk in het midden van de kamer, het was een open vuur en de rook werd via een gat in de zoldering afgevoerd. Boven het vuur hing een ‘’haal’’ (ook wel beugel of zaagijzer genoemd) waaraan ketels opgehangen konden worden. Men kon de hoogte regelen door van de ketting meer of minder oogjes te gebruiken, ook kon men er een panhouder aan bevestigen voor de koekenpan. Voor het slapen gaan werd het vuur afgedekt met een stolp en de as ging in een vuurkuil naast de haard of in de aspot met deksel.

          
Bron : Eigen foto gemaakt in het Openluchtmuseum Ootmarsum

   
             Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen''.
                         Uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.
 

               Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen''.
                         Uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.

In de 18e eeuw bevond de haard zich al wel aan de wand en werd beschermd door een haardplaat.
Deze had enerzijds een decoratieve functie en anderzijds nam de plaat de warmte op en straalde die uit.


Geschreven tekst aan de rechterzijkant van de prent :

'' Hard kans dat daar al iemand staat !

Ja, ze draagt wel dikke rokken, maar geen onderbroek en bij het inkopen doen op een tochtig marktplein krijg je steenkouwe billen
 – en dan thuis met je rokken op bij het vuur staan !

Zowat het lekkerste dat er is.''

Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen,
                                                                       verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.


Uit een proef is gebleken, dat het ’s winters binnen slechts vier à zes graden warmer was dan buiten. Met voetstoven en
beddenpannen probeerde men het aangenamer te maken, er waren zelfs kerkstoven die men meenam naar de kerk.

In de 19e eeuw werd het veel gemakkelijker om vuur te maken dankzij de lucifer.


Het toilet, secreet [9b], bevond zich op het achtererf, maar er werd ook gebruik gemaakt van de kamerpot en van een piskuip. Dan hoefde je niet de kou in.

De boerderijen in onze streek hadden vaak een, in hoofdlijnen, rechthoekige plattegrond. De witte kleur van de boerderijen was typerend voor de kuststreek. De onderkant van de gevels was zwart geteerd, daar bleef het toch niet wit door opspattend vuil en modder.
 

                

                       Bron : Boerderijen in Zuid-Holland, J.Verheul Dzn. en P.Ratsma,
                
uitgegeven in samenwerking met de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek.
            De boerderij heette Puik en Duin en was gelegen in de Noordzijderpolder in Noordwijk. 
                                 Rond 1935 is de boerderij grotendeels afgebroken.
                              De aquarel is in november 1925 gemaakt door Verheul.
                                          
                   Leentje Hulsebosch (een zus van mijn opa) was getrouwd met Klaas Kors en
                               zij hebben op Puik en Duin gewoond en geboerd.

                    Is boer Klaas aan het werk met een hark of speelde hij toen al boerengolf ?

Beschrijving: Boerderij "Puikenduin" aan de duinvoet bij de Noordzijderpolder te Noordwijk.
Huidige situatie: gesloopt 1926.
Vervaardiger: J. Verheul Dzn. / tekenaar/ fotograaf
Datering: 01/11/1925 t/m 30/11/1925
Techniek: tekening, gemaakt met penseel en waterverf
Collectie: Gemeentearchief Rotterdam
Catalogusnr.: VERHEUL NR. 278

Bron : http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl/content/index.php?option=com_wrapper&Itemid=148

Het was een melkveeboerderij met een uitgebouwd zomerhuis en een vrijstaande hooiberg.
De merkwaardige dubbele schoorsteen op de nok wijst op stookplaatsen tegen de muur tussen het bedrijfs- en woongedeelte, kennelijk aangevuld met een schoorsteen tegen de eindgevel van het zomerhuis. Het zomerhuis werd dus tevens als bakhuis gebruikt, getuige ook het in steen uitgebouwde bakoventje. De achtergevel heeft nog de oorspronkelijke indeling, die erop wijst dat dit een van de oudste boerderijen uit deze regio is geweest. De lage deuren in de achtergevel, dicht tegen de zijgevels, waren bedoeld voor de afvoer van mest.

Bron : Boerderijen in Zuid-Holland, J.Verheul Dzn. en P.Ratsma,
uitgegeven in samenwerking met de
                                                                                                                    Stichting Historisch Boerderij Onderzoek.

Dat ziet er niet fris uit, klik er maar eens op.

Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen'',
uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.

 

[10] Aanvankelijk ‘’woonden mens en dier samen’’ in één ruimte waar ook de voorraad voer was opgeslagen. Later was er sprake van ‘’scheiding van tafel en bed’’, de stal werd afgescheiden.

                
         

Interieur even bouwvallig, vuil en slordig als het exterieur. De zolder is gestut door palen, waarvan er een te zien is voor de schouw. Veel spinnenwebben, geen behang op de muren. Bedstee vies en smerig. Ter ere van de opname hebben de ewoners zich zo deftig mogelijk uitgedost. Zouden het schoorsteenvegers geweest zijn ?
Zie noot 18 voor nadere informatie over de producent van de foto's.
Foto afkomstig van het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.

                                  
 

Tot in de 18e eeuw was er één ruimte voor wonen en werken achter de voordeur
met aan de zijmuren kleine slaapkamers met bedsteden.

De onderste bedstee ligt direct op het maaiveld en kon dus erg vochtig zijn.
Foto afkomstig van www.openluchtmuseum.nl

 

          
                        
Interieur van de tweede kamer van een huis.
                                      En nu gaan slapen !!!
                       Foto afkomstig van www.openluchtmuseum.nl

         
             
Bedstede in boerderij anno 1770. Boogvormige ingang met deuren.
              Foto afkomstig van www.openluchtmuseum.nl

         
              Bron :  Eigen foto gemaakt in het  Openluchtmuseum Ootmarsum

De nieuwere boerderijen hadden aparte ruimten voor wonen en werken. Gewoond werd er in het voorste gedeelte, de stal en opslag zaten in het achterste gedeelte, daartussen bevonden zich vaak de woonkeuken en een werkruimte. Het ‘’tussendeel’’ was het belangrijkste leefvertrek van de boerenfamilie, soms sliep men ook in deze ruimte. Hier werden de etenswaren bewaard, de potten, de emmers en het koperwerk en daar stond ook de melk te romen. Er was een pomp met putwater voor het spoelen van de emmers en de put werd ook gebruikt om de melk koel te houden. Dit was niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het water door het vuil van de melkemmers dat zo in het water kwam. Dit werd nog verergerd doordat water van de spoelkeuken, dicht bij de put, de grond in liep. Nog erger was de gier als bodemvervuiler. Bij mijn Oma werd deze koeltechniek ook toegepast in de put achter haar huis. Maar dan niet voor melk maar voor bier voor haar vijf zoons en de velen anderen die bij haar over de vloer kwamen. Doorgaans zat de,vaak rijk uitgevoerde, voordeur in het midden van de voorgevel met aan de ene zijde de ‘’mooie kamer'' en aan de andere zijde de ‘’opkamer’’ boven de melkkelder. De voordeur ging alleen open bij huwelijken, begrafenissen of doopplechtigheden. In de opkamer was een bedstede en daar ontving de boerin haar kraamvisite. Bij de ’s Gravenmades ging de voordeur best vaak open, meer dan
tien kinderen was geen uitzondering. Helaas was het sterftepercentage hoog en dan ging de voordeur weer open.

         
Bedstede in een schuur gebouwd. Aan de slecht gewitte planken en aan de primitieve deur is te zien hoe primitief en hoe slecht deze bestede is. Het schaap staat op de, met zand bedekte, stenen vloer.
Foto afkomstig van www.openluchtmuseum.nl


De boerenmeiden sliepen doorgaans op de zolder boven het voorhuis, de boerenknechten op de ‘’til’’ boven de koestal, met een ladder te bereiken. Als er een dwarsverbinding was van de ‘’meidenzolder’’ naar de til was dat wel leuk na gedane arbeid. Een van mijn voorvaderen wist de weg naar de ‘’meidenzolder’’ goed te vinden, nadere informatie in paragraaf De Maatschappij. Achter de koestal was de ‘’deel’’ voor de paarden en de wagens met daarboven de hooizolder. Er was ook vaak een hooiberg buiten, omdat het hooi op zolder gauw te vochtig werd. Helemaal achterin was de dorsvloer en ruimte voor het gereedschap en daarboven was de ‘’tas’’, een zolder voor tarweproducten.


Tot 1800 was het de gewoonte ’s zomers de opkamer vrij te maken voor de verpachter. Daarna kwam het ‘’zomerhuis’’ annex bakhuis in opkomst, deze werd gebouwd naast of tegen de boerderij. Al in 1840 verhuurden boeren in de zomermaanden een deel van de boerderij aan stadsmensen en woonde het boerengezin in het zomerhuis. Toen was er dus al sprake van een soort ‘’kamperen bij de boer’’. Mijn ouders en mijn familie was meer voorstander van vakantie in een landelijke streek, maar dan niet bij de boer maar in een hotel. Het kamperen bij de boer hebben ze dus niet van hun voorouders. Mijn moeder vertelde vaak, dat zij vroeger thuis op de boerderij zodra het beter weer werd naar het zomerhuis verhuisden. En in de boerderij kon dan grote schoonmaak gehouden worden.

Hoeveel geld zat er rond 1840 in een boerderij ? Voor een flinke boerderij met 30 morgen [11] land en 30 koeien wordt dit geschat op tienduizend gulden voor het land, enkele duizenden voor de boerderij en een paar duizend voor het vee. Totaal circa twintigduizend gulden inclusief huisraad, de wagens, gereedschap en voorraden. Cornelis Schrama had volgens de boedelinventaris bij zijn overlijden in 1804 een ‘’bouwmanswooning met aanhorige landerijen’’ ter waarde van 8800 gulden.  

[12] ‘’In de 19e eeuw hadden boerenhuizen ramen met houten luiken. Als de luiken gesloten werden tegen de kou betekende dat er geen licht naar binnen kwam. Ramen waren een luxe die niet iedereen zich kon veroorloven en er werd zelfs belasting over geheven. Petrus Cornelisz (Pieter) Schrama  koopt in 1812 een huis met 8 deuren / vensters van zijn schoonvader en ging dus in een luxe huis wonen, maar moest ook belasting betalen.

                      En zo verhuisde de familie Kamp in 1941 met koets en karren
                      van het Nijrees (Almelo) naar de nieuwe Hexelhoeve in Wierden.

           
                  Bron : Theo Pigge, voorzitter Historische Kring Wederden, Wierden.

Naar Achtergrondinformatie

Naar boven

Meubilair

[13] [14] [15a] Tot in de 16e eeuw was de kist het belangrijkste meubelstuk in huis. Het speelde een voorname en veelzijdige rol, allereerst als bergmeubel, maar ook als zitmeubel. De opbergruimte zat onder de opklapbare zitting. Van alles werd in kisten bewaard, niet alleen kleding, linnengoed  en boeken, maar ook geld, kostbaarheden en voedsel. En zelfs werden er mensen in opgeborgen zoals Hugo de Groot en ‘’naakte minnaressen’’. De heer des huizes of de eregast had recht op de kist als zitplaats, zeker als zijn minnares in de kist zat. Zal dat ook het geval geweest zijn bij mijn voorvaderen ?
[15b] Het gezegde ‘’Op zijn geld zitten’’ vindt zijn oorsprong in de (zit)kist waarin persoonlijke bezittingen en geld opgeborgen werden. Het geld was alleen toegankelijk via een luikje onder de billen van de eigenaar van het geld. Waarom was de kist populairder dan de kast ? Een belangrijke oorzaak was het ‘’nomadenkarakter’’ van de middeleeuwse mens van alle rangen en standen. Denk maar aan de hoogste regionen (keizer, koning, graaf e.d.) die van kasteel naar kasteel reisden, aan militairen, ambtenaren en ook aan marskramers. Bij de hoogste regionen werden in kisten onder andere de gehele slaapkamerbekleding vervoerd. Mijn voorgeslacht was niet zo reislustig, de grootste stap was de ‘’emigratie’’ van een voorouder met kinderen van Sassenheim naar de, drooggelegde, Haarlemmermeer en er zijn ook voorouders op Texel en in Brabant terechtgekomen.  Ook kwam de kist van pas als men hals over kop moest vluchten bij vijandelijke aanvallen of bij overstromingen. Met vijandelijke aanvallen hebben de ’s Gravenmades zeker te maken gehad, met name tijdens de 80-jarige oorlog. Een speciale kist was de ‘’harnskiste’’ waarin de wapenuitrusting opgeborgen werd.

Men had weinig losse kasten, maar bijna iedereen had een ‘’tresoor’’ te vergelijken met ons huidige dressoir (de namen lijken ook erg op elkaar). De ‘’tresoor’’ stond ook wel midden in het vertrek. In vroegere tijden was een goed gevulde linnenkast de sieraad van de huisvrouw. Zij waren bij de gegoede burgerij gevuld met diverse soorten (linnen)goed in grote aantallen zoals 100 servetten, 100 lakens, 50 halsneusdoecken, 50 sackneusdoecken, 150 hemden en onderhemden.

          

 

Klik op de afbeelding hierboven om de afbeelding in detail te bekijken.


Een dwalenrek is een stang om dwalen (dweilen?) op te hangen.
Met dwalen zal wel linnengoed e.d bedoeld zijn.

Bron : Thuis in Europa / Wonen, eten en kleden in Europa van 1500 tot 1800, Raffaella Sarti

 

[16] ‘’Tussen 1500 en 1800 was in de huizen van de middenklasse het bed het kostbaarste voorwerp. Een eenvoudig bed had een waarde van 15 tot 20 gulden, een gedecoreerd bed met baldakijn kon een waarde hebben van honderd gulden. En dan te bedenken, dat een arbeider ongeveer 5 gulden per week verdiende en een winkelier in goeden doen kon voor duizend gulden een huis kopen, dat overeenstemde met zijn status. Uit nalatenschappen van armen blijkt, dat het bed 15 procent van het bezit vormde, bij mensen in loondienst 25 procent en bij bedienden 39 procent.’’

In de 18e en 19e eeuw zat één derde van de waarde van het huisraad in beddengoed en ook één derde in kleding en linnengoed. Meubilair omvatte slechts één tiende deel. Maar in die tijden had men nog geen radio en TV, geen PC, geen ijskast , geen wasmachine en ga zo maar door.

De meubelen en andere voorwerpen in huis en ook de inventaris van het boerenbedrijf was voor de bewoners over het algemeen van grote waarde en betekende een fikse investering bij huwelijk of na bijvoorbeeld een brand. Bij het opmaken van een testament werd dan ook vaak de boedel tot in de kleinste details beschreven. Een mooi  voorbeeld hiervan is te zien in de boedelinventaris van Cornelis Schrama  bij zijn overlijden in 1804 (zie Staat en Inventaris )

In de 18e en 19e eeuw zat één derde van de waarde van het huisraad in beddengoed en ook één derde in kleding en linnengoed. Meubilair omvatte slechts één tiende deel. Maar in die tijden had men nog geen radio en TV, geen PC, geen ijskast , geen wasmachine en ga zo maar door.

Het ‘’kantoer’’ was een soort schrijfbureau / lessenaar, ons woord kantoor is hiervan afkomstig. Het ‘’kantoer’’ zag je niet bij de gewone burger, maar onder andere bij kooplieden, juristen, notarissen, ambtenaren en geestelijken. Verder waren er weinig mensen, die de kunst van lezen en schrijven machtig waren. De ’s Gravenmades waren dan wel welgeborenen, maar of ze ook een ‘’kantoer’’ hadden op hun boerderij vraag ik me af. Ik denk, dat ze het schrijven ‘’uitbesteedden’’ bij de notaris of de schoolmeester.

Onder andere in de late Middeleeuwen ‘vormden banken en ‘’sittens’’ de belangrijkste zitmeubelen.
Er waren lange banken met en zonder leuning, maar ook éénpersoons bankjes (scabel, schemel of benckesken genaamd).

            

Geschreven tekst in de prent :

'' Mensen die het zich kunnen veroorloven hebben een ‘’strijcsitten’’. Het is een bank die meestal bij de schouw staat want daar kan hij het beste dienst doen – hij heeft n.l. een omklapbare rugleuning, en door de leuning om te klappen kun je met je gezicht of met je rug naar het vuur gekeerd zitten.  

Op de ‘’strijcsitten’’ een schapevacht en een ‘’sittencussen’’.  

Je hebt er met bijbehorende voetenbank.''

Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen,
                                                                       verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.

De eenvoudige burger had een simpele bank gemaakt van een plank met vier poten. Een ‘’sitten’’ was een troon, een deftige zetel met arm- en rugleuningen of een zitbank met leuning. Het onderste deel van een ‘’sitten’’ was vaak weer in kistvorm met een deksel. Ook veel gebruikt werden de ‘’driestaelen’’, kleine stoeltjes met drie poten met en zonder rugleuning. Naast diverse soorten zetels kende men ook de ‘’prekestoel’’,een opklapbare vouwstoel die men ook meenam naar de kerk waar geen zitplaatsen waren voor de ‘’gewone man’’. De ’s Gravenmades waren welgeborenen en daar hoort een eigen zitplaats in de kerk bij, vind ik. Mijn ouders hadden een eigen plaats vrij vooraan in de kerk met een klepje, zacht bekleed, om op te knielen. Dat kwam je verder naar achteren in de kerk niet tegen, dan lag je met je blote knieën op het hout. Ik voel het nog, ik was het gauw zat en moest dan heel nodig plassen of werd weer misselijk.

In de late Middeleeuwen stond het bed van de huisheer en zijn vrouw dikwijls in de woonkamer, dat zal wel te maken gehad hebben met de vaak enige haard in huis in de woonkamer. Men onderscheidde ‘’beddestede’’ en ‘’koetse’’. De beddestede was een bed, maar dan met gordijnen omgeven en stond op een soort podium vrij hoog van de grond tegen tocht en vocht. Men moest er vanaf een bankje ‘’inspringen’’. [17] Vanwege de kostbaarheid van de gordijnen van fluweel, wol of zijde werd een dergelijk bed vaak aangetroffen in de ontvangstruimte, waarmee het bed een pronkrol kreeg. Minder vaak kwam de ‘’koetse’’ voor, te vergelijken met ons ledikant. Men sliep onder lakens en dekens en had een ‘’stave dair men die bedde mee warmt’’ (beddepan). Ik denk, dat de Schrama’s lekker van die ouderwetse (ingebouwde) bedsteden hadden met een warme beddepan en hopelijk een warm wijf.

Ook had men in huis kamerschermen tegen kou en tocht en vuurschermen tegen de directe hitte van het vuur. In de late Middeleeuwen kende men nog geen vloerkleden, de vloeren waren van houten delen die vaak met zand bestrooid werden. Het haardvuur diende niet alleen als warmtebron, maar was ook vaak de belangrijkste lichtbron. Daarnaast waren er kandelaars met kaarsen, blakers, olielampen en lantaarns. Een bekende olielamp was de ‘’snotneus’’ die zijn naam dankt aan de voortdurend druipende pit. Maar de woning bleef toch duister. 

Praktisch elk huishouden had afbeeldingen aan de muur, de rijken voornamelijk schilderijen en de middengroep schilderijtjes en prenten. Vooral de boeren en de rijke stedelingen hadden grote hoeveelheden aardewerk, tot honderd stuks toe. Circa 25 procent van de boeren bezaten boeken, maar niet meer dan een zevental stuks, de rijken hadden er ‘’maar’’ een dertiental. Ook mijn ouders, beide van boerenafkomst, hadden weinig boeken en ik heb ze zelden of nooit een boek zien lezen behalve hun kerkboek. 

De preekstoel en de tresoor raken uit de mode in het begin van de 18e eeuw. In de mode komen de latafel, in- en uitschuifbare tafels, het buffet en thee- en schenktafels alsook glazenkasten, tinnenkasten en porseleinkasten. In die tijd doet Delfts Blauw zijn intrede, voornamelijk bij de middenklasse en de boeren, terwijl bij de rijken porselein zijn intrede doet. 

Aan het eind van de 17e eeuw heeft een meerderheid van de boeren (60 procent) boeken in huis. Toch hebben boeren vaak nog alleen de bijbel in huis.

In 1679 wordt door een boer het zakhorloge geïntroduceerd en spoedig daarna verschijnt het ook bij de stadsmensen. Tot het midden van de 18e eeuw is het voor de rijken. In de tweede helft van de 18e eeuw volgt de tweede boer en daarna gaat het snel. Aan het einde van de 18e eeuw heeft op het platteland en in de stad ‘’1 op 2’’ een zakhorloge. Mijn vader droeg altijd een zakhorloge, of eigenlijk een vestzakhorloge met ketting. Aan het einde van de 17e eeuw, in 1686, is er een tweede noviteit : de klok bij een rijke patriciër. Al na circa 10 jaar is een boer de tweede bezitter. Boeren schaffen de klok massaal aan. Na de dood van Laurens Jorisz. ’s Gravenmade in 1732 is er boelhuis en wordt er een klok verkocht voor negen gulden en negen stuivers, het zal wel een heel mooi exemplaar geweest zijn voor die prijs.

De stedelingen blijven deze keer sterk achter, zelfs tot het einde van de 18e eeuw. Voor de boeren was de klok bijzonder handig om te zien of het ‘’melkenstijd’’ is en op het platteland was er geen stadsomroeper en geen torenklok.
 

Naar Achtergrondinformatie

Naar boven


[1] Bron : De Duin- en Bollenstreek in caert gebracht, J.J.J.M. Beenakker

[2] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J.J.J.M. Beenakker

[3] Bron : Lisse op de grens van droog en nat, J.J.J.M. Beenakker

[4] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M. Hulkenberg

[5] Bron : ‘t Vermaaklijk Hillegom, A.M. Hulkenberg,uitgeverij Repro-Holland, Alphen a/d Rijn, 1972

[6] Bron : Heemstede in de historie, Leven, werken, handel en koehandel in de woonplaats van Emece, mr. JW Groesbeek

[7] Bron : Holland rond 1840, K. van der Wiel

[8] Bron : Boerderijen in Zuid-Holland, J. Verheul

[9a] Bron : Aards Geluk,de Nederlanders en hun spullen van 1550 tot 1850,A. Schuurman e.a.,uitgeverij Balans, Amsterdam

[9b] Secreet betekent : 1) Afscheidingsvocht van lichaamsklieren 2) Deel van een gebouw 3) Geheim gemak 4) Helleveeg 5) Huisje 6) Kakhuis 7) Kreng 8) Mispunt 9) Naar mens 10) Naarling 11) nuitstaanbaar iemand 12) Onuitstaanbare vrouw,                                                                                                  bron :  http://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek

[10] Bron : Op zoek naar het historisch interieur, M.Zeilmaker

[11] Rijnlandse morgen = 0.8516 hectare

[12] Bron : Thuis in Europa / Wonen, eten en kleden in Europa van 1500 tot 1800, Raffaella Sarti

[13] Bron : Van haardvuur tot beeldscherm, Lunsingh Scheurleer

[14] Bron :Thuis in de late middeleeuwen (Het Nederlandse burgerinterieur 1400-1535), Meischke e.a.

[15a] Bron : Aards Geluk, de Nederlanders en hun spullen van 1550 tot 1850, A. Schuurman e.a., uitgeverij Balans, Amsterdam

[15b] Bron : Gerardus Majella Kalender 2010

[16] Bron : Thuis in Europa / Wonen, eten en kleden in Europa van 1500 tot 1800, Raffaella Sarti

[17] Bron : Op zoek naar het historisch interieur, M.Zeilmaker

[18] Middendorp studeerde in die tijd medicijnen in Groningen. Hij kreeg een prentbriefkaart in handen met een afbeelding van een hut met haar bewoners in Hollandsche Veld en zag daarin de bron van ziekte en ellende voor de bewoners. Dit bracht hem op het idee om een fotodocumentaire aan te leggen van de in zijn ogen mensonwaardige leefomstandigheden van de vele hutbewoners in de noordelijke provincies.

Hij bracht dit idee pas ten uitvoer in de periode 1913-1915, toen hij als huisarts in Bellingwolde en lid van de gezondheidscommissie in Wedde (Groningen) werkzaam was. Samen met de Winschoter fotograaf Tonnis Post trok hij door Westerwolde en legde de situatie vast in beeld en geschrift. Het verzamelde materiaal gebruikte hij voor publikaties met veel afbeeldingen en lezingen met lantaarnplaatjes.

Naar Achtergrondinformatie

Naar boven

Start | Inleiding | Verantwoording en betrouwbaarheid | Herkomst van de naam 's Gravenmade | Welgeborenen | Leenmannen | Het landschap van de Duin- en Bollenstreek | Van eerste bewoners tot dorpen | Akker- en tuinbouw | Veeteelt | Mest, turf en zand | Konijnen | Blekerijen en wasserijen | Kalkovens en steenfabrieken | Beroepen | Vervoer over land | Vervoer over water | De aanleg van de trekvaart | Landbezit | Woningen, boerderijen en interieur | Communicatie | Politiekbuiten | alle dorpen in de Bollenstreek | Lisse | De Zilk | Noordwijkerhout | Sassenheim | Voorhout | Vogelenzang | Heemstede | Bennebroek | De Kerk | De  Maatschappij | Het Huwelijk | Bevruchting en bevalling | Het Gezin | Het Huishouden | Gezondheid(szorg) en hygiëne | Eten, drinken en genotsmiddelen | Vermaak | Onderwijs | Inkomen, uitgaven en prijzen | Beroepen en functies van de voorouders

             

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 



 

Onderwijs

free web stats
.-.