Via Achtergrondinformatie allerlei info over de Bollenstreek (geografisch, historisch, maatschappelijk e.d.)      Ga bij problemen naar PROBLEMEN

  Vervoer over land

Start
PROBLEMEN
Disclaimer en tips
Nieuw(s)
Zoeken
Info over mijzelf
Stamboom algemeen
Bekende Nederlanders
Stamboom Schrama
Documenten Schrama
Hulp gevraagd Schrama
Pictures Schrama
StamboomHulsebosch
Documenten Hulsebosch
Pictures Hulsebosch
Achtergrondinformatie
Literatuur
Links / tijdschriften
Contact
Pictures Almelo
Muziek

 

 

                           Vervoer over land
  
Ik raad U aan eerst de Inleiding te lezen voordat U een specifieke paragraaf leest.

Na het dubbelklikken op een foto kan het even duren voordat de foto op het juiste formaat weergegeven wordt.

 

Geschreven tekst linksonder in de prent :
''
Is het binnen de bebouwde kom vaak aanmodderen op de straten – buiten de poort is het niet veel beter.
Doordat iedereen voor de drabbige karresporen uitwijkt wordt de weg hier en daar almaar breder !
Door dik en dun.''
Bron : De tresoor (1566), Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen, verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] In de middeleeuwen (400 tot 1550)  ging het meeste vervoer over land. De landwegen waren onverhard en vaak niet meer dan een karrenspoor, hobbelig en vol kuilen en gaten. De wegen waren in droge tijden moeilijk begaanbaar door het mulle zand en in natte tijden door grote plassen en kuilen vol water. Men loste dat dan vaak op door het karrenspoor een eindje te verleggen. De zandwegen waren het gehele jaar min of meer begaanbaar. In droge tijden waren de klei- en veenwegen beter bruikbaar dan de mulle zandwegen, daarom werden ze ‘’zomerwegen’’ genoemd. Vanaf de 17e eeuw ging men de, vaak onbegaanbare kleiwegen bezanden. Vooral in de winter waren de klei- en veenwegen erg slecht, maar dan kon men altijd nog het strand als weg gebruiken. Dat betekende voor onze voorouders, een flinke omweg in de winter. Of hadden ze genoeg voorraad en bleven ze lekker thuis, lekker warm bij de koeien op stal en bij ‘’moeder de vrouw’’ in de bedstee. Was dat dan de belangrijkste veroorzaker van het hoge geboortecijfer vroeger of was het toch de pastoor ?

Het meest gangbare vervoermiddel was de ‘’benenwagen’’. De boeren hadden hun paard en wagen en voor de zondag de sjees, een innovatie uit de 17e eeuw en de rijken hadden koetsen. Van de afgelegen boerderijen liepen er ‘’kerkpaden’’, die de kortste verbinding naar de kerk vormden. Er waren ook ‘’doodwegen’’ naar het dichtstbijzijnde kerkhof. Veel ’s Gravenmades, onder andere wonend aan de Margrietenlaan en Loosterweg in Hillegom, ‘’kerkten’’ in de Vogelenzang en hadden misschien wel eigen kerkpaden en doodwegen van hun boerderij naar de Vogelenzangse kerk.  

Waar komt nu de naam Loosterweg vandaan ?

De stroken zandgrond langs de duinen waarover het water naar de weteringen afvloeide werden ‘’loosters’’ genoemd. De weg aan de voet van de duinen werd daarom Loosterweg genoemd. Soms werd de Loosterweg ‘’Lijtweg’’genoemd, ‘’lijt’’ heeft te maken met ‘’lijden’’ wat ‘’gaan’’ betekent (overlijden: overgaan naar een ander leven, lang geleden : er is een lange tijd overheen gegaan). Een ‘’lijtweg’’ was geen echte algemene rijweg, maar het was wel meer dan een voetpad.

[9] Een ‘’Hillegom-expert’’ omschrijft de begrippen ‘’looster’’ en ‘’lytwech’’ als volgt :

‘’ Vanuit de duinen en het hoogveenlandschap liepen afwateringen, de zogeheten loosters, die hun water loosden, vaak via de duinbeken als de Hillegommerbeek en de Kennemerbeek, in het grote Haarlemmermeer. En uiteraard liep er een pad (‘’lytwech’’) langs die loosters, die immers ook een mooie transportweg vormden.’’ 

Na 1000 werden door de opkomst van de steden ‘’heerwegen’’ aangelegd, niet alleen voor de graaf en zijn leger, maar ook voor het handelsverkeer tussen de steden en de dorpen. De naam Heereweg duidt op een weg voor interlokaal verkeer en dateert van de Romeinse tijd (‘’Heirweg’’ of ‘’Heirbaan’’). Volgens een andere bron [10a] duidt de naam erop, dat het onderhoud door de graven van Holland werd betaald, die op hun beurt  de gebruikers van de weg weer tol lieten betalen. Toen was er al een vorm van wegenbelasting. In de streek waren er drie parallelle hoofdroutes, hoofdzakelijk over en langs de strandwallen van Noord naar Zuid. De meest oostelijke en belangrijkste weg was de weg van Amsterdam naar den Haag via Haarlem, Bennebroek, Hillegom, Lisse, Sassenheim en Leiden. Deze weg had verschillende namen in de dorpen en de namen veranderden in de loop der tijden.
In Lisse heette de weg onder andere de Dorpsstraat, Dorpsweg, Rijksstraatweg, Straatweg, Rijksweg, Hoofdweg,  Stoomtramweg, Heerestraat en tenslotte Heereweg, ook werd de weg aan de noordkant Oosteinde genoemd. [10b]
In Hillegom heette de weg de ‘’Hillegommer wech’’, Rijksstraatweg en Heerweg.

De meest westelijke weg liep (zoals nu nog) van Noordwijk via Noordwijkerhout, de Zilk, de Vogelenzang naar Overveen. Ertussen lag een weg van Rijnsburg over Voorhout en de Vogelenzang naar Overveen, waarschijnlijk liep de route langs of in de buurt van de huidige spoorlijn en de Leidse Vaart. De laatste twee routes waren voornamelijk van regionale betekenis. Tussen de hoofdroutes lagen dwarsverbindingen bij de dorpen, deze dwarsverbindingen waren meest kleiwegen en ’s winters dus vaak onbruikbaar. Voorbeelden van zulke dwarswegen zijn de Loosterweg, Margrietenlaan en de Beeklaan in Hillegom en zij hadden vaak namen als Buur-, Lijd- of Achterweg, de laatste bestaat nog in Lisse. [11] De naam ‘’Buerweg’’ duidt erop, dat de weg gemeenschappelijk eigendom was van de ‘’gemene bueren’’, die ook voor het onderhoud zorgden. De oorspronkelijke benaming wijst erop, dat langs deze wegen vee werd gedreven (‘’ley’’ klomt van leiden en ‘’loo’’ betekent bos).

 

     
             
Bron :
De Duin- en Bollenstreek in caert gebracht, J.J.J.M. Beenakker, blz. 46.

 
[12] Ondanks vele protesten tegen de hoge toltarieven is rond 1773 de Heereweg van den Haag tot Haarlem verhard. De kosten waren voor een man te paard twee stuivers, voor een rijtuig met vier wielen zes stuivers en voor een voetganger een halve stuiver.

In Almelo kostte het in 1837 het volgende :

     
                         Bron : fotograaf G.Schrama

Rond 1840 kenden verschillende dorpen nog de ‘’hoefslag’’, dat wil zeggen dat de eigenaren van land verplicht waren de weg langs hun percelen zelf te onderhouden.

Pas in het begin van de 19e eeuw werd een begin gemaakt met bestrating van de doorgaande wegen. De weg van Haarlem naar Leiden en den Haag over Lisse en Hillegom is in 1806/1807 bestraat. Voor gebruik van wegen, zeker de bestrate wegen, moest tol betaald worden aan de eigenaren van de wegen. In 1856 kostte dat van 1.5 cent  voor een bok, geit of hond met kar tot 17.5 cent per paard voor een diligence met meer dan 12 personen. Een kudde van meer dan 80 stuks schapen of varkens kostte 40 cent. Boeren hadden diverse ontheffingen onder andere als zij van hun boerderij naar hun land gingen met de boerenwagen of met los vee. 

Een van de oudste postwagen- of diligencediensten in ons land, opgericht in 1660, ging van den Haag naar Amsterdam over onder andere Hillegom, Lisse en Sassenheim. De gemiddelde snelheid van postkoetsen en diligences was niet meer dan 8 km per uur. Per diligence konden vier reizigers vervoerd worden, soms een paar meer. Overal langs de route van de diligence kon men in- en uitstappen. In de dorpen waren pleisterplaatsen of een meer toepasselijke naam ‘’uitspanning’’. In Lisse was er de Witte Zwaan, in Sassenheim de Oude Post en het Bruine Paard, in  Bennebroek de Geleerde Man en in Hillegom de Gouden Leeuw en het Wapen van Friesland (was men in Hillegom zo blij met de mest uit Friesland?). De paarden werden daar uitgespannen en zonodig gewisseld voor verse paarden. Zal boer Schrama daar ook ‘’uitgespannen’’ hebben als hij zondags ging toeren met vrouw en kinderen ? Dorst kreeg hij vast wel onderweg. Ik heb het zelfs nog gedaan met vrouw en kinderen op de sjees met pony in de Drunense Duinen en dan uitspannen bij herberg De Drie Linden in Giersbergen voor een pilsje en ‘’frites met’’. De reis in een diligence was allesbehalve comfortabel door de slechte wegen en de vering van de koetsen was lang niet ideaal. Men reisde dan ook veel meer over het water en nam de diligence als er geen vervoer over water mogelijk was. Voor het goederenvervoer gold hetzelfde, tot in de 19e eeuw  stelde dit over land met paard en wagen voor langere afstanden weinig voor. Paard en wagen werden gebruikt voor korte afstanden rond de steden en dorpen. 

‘’ De meeste diligences waren ingericht voor het vervoer van maximaal twaalf personen.’’

‘’ Behalve van de diligencediensten kon men tussen 1810 en 1854 ook gebruikmaken van de diensten van de paardenposterij. Op daartoe ingerichte wisselplaatsen langs een aantal belangrijke wegen stonden paarden, postiljons en soms rijtuigen ter beschikking van reizende ambtenaren, regeringskoeriers, en voor het vervoer van brievenpost en particuliere reizigers.’’ 

 

 

 

Bron : DBNL, dit is een dienst van de Koninklijke Bibliotheek (Den Haag) in samenwerking met o.a. de Nederlandse Taalunie en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.

 

 



Meer over diligences en postiljons >>>> postiljon

Rond 1840 bestond de ‘’openbare verlichting’’ uit een lantaarn bij de kerk en enkele olielampjes aan huizen. Er zullen best wel mensen na het bezoek aan de herberg te water geraakt zijn, misschien wel Schrama’s en zwemdiploma’s kende men toen nog niet.

[13a] De lantaarnopsteker ging met een ladder en een oliekan de lantaarns langs om deze aan te steken en bij te vullen met olie. Vaak werd dit beroep gecombineerd met de functie van nachtwaker of omroeper.

[13b]In de eerste helft van de achttiende eeuw telde Lisse slechts één dorpslantaarn. Deze lantaarn brandde op olie en hing vermoedelijk aan het wachthuis. In 1771 blijken er drie dorpslantaarns aanwezig te zijn: één aan het wachthuis, één op de hoek van de beek en één bij de dorpswaag (aan de gracht in de buurt van de korenmolen). De olielantaarns werden in het winterseizoen aangestoken. De personen die daar verantwoordelijk voor waren, werden betaald uit de dorpskas.

Zoals gezegd brandden de lantaarns op olie. Ieder jaar zijn er in de dorpsrekeningen dan ook betalingen terug te vinden voor de levering van olie, katoen en “swafelstopsel”. Het onderhoud van de lantaarns kostte eveneens geld. In 1771 werd Cornelis Rouwens, schilder en glazenmaker, betaald voor “het verven van een lantaarn en het maaken van glasen daar in, alsmede over het stoppen van ruyten in de andere overige lantaarns”. Daarnaast ontving Albert Bots in datzelfde jaar een vergoeding voor het maken van een nieuwe dorpslantaarn bij het waaggebouw. 

 

   

                              De lantaarnopsteker.

Onderaan staat :
De lantaarnopsteker die ook omroeper was. Als het flink woei hield ie bij het aansteken z'n opengemaakte jas on de lantaarn heen.
Bron : Langs het tuinpad van mijn vaderen, Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij J.H. Kok, Kampen,
verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet

[14] De komst van de trein bracht een omwenteling teweeg bij het personenvervoer. In 1842 reed de eerste trein van Haarlem naar Leiden. Aanvankelijk vond er voornamelijk personenvervoer plaats met de trein.

 

Bron :
Langs het tuinpad van mijn vaderen, Rien Poortvliet, 1987, uitgeverij
J.H. Kok, Kampen, verkregen met toestemming van Mevr. Poortvliet.

Na dubbelklikken op onderstaande miniatuur links (en vervolgens uitvergroten met de ''+loep'') zijn onder andere de volgende details te zien :
- de tekst op het stationsgebouw
- de vrouwen bij de achterste wagon
- de mannen bij de locomotief
- de man links van de locomotief, wat doet hij daar ?

[15] Na een zware zuidwesterstorm in 1836 waarbij het water tot in Amsterdam en Leiden opstuwde werd besloten tot droogmaking van de Haarlemmermeer. [16] Tussen 1840 en 1852 werd de drooglegging gerealiseerd. De ‘’wrede waterwolf’’ was getemd, de Haarlemmermeer werd ook wel het ‘’schepenkerkhof’’ genoemd. De regelmatige overstromingen tot voorbij de Heereweg en de bedreigingen van de steden aan de Haarlemmermeer (Haarlem, Amsterdam en Leiden) waren ten einde. Door de drooglegging van de Haarlemmermeer werd de trein ook van belang voor het goederenvervoer.

       

Het station van Hillegom omstreeks 1910, dat in 1900 in gebruik werd genomen.
Rechts op de foto staat de koetsier van de heer H. van Waveren klaar om zijn baas naar huis te brengen.
(Bron :
oude site van de Stichting Vrienden van Oud Hillegom)

         

                      Een voorloper van de stoomtram was de paardentram,
                      hier zien we een paardentram op het Damrak.                     
                      Een beetje oud en schonkig, maar nog goed voorwaarts.
                                           
Prent door Anton Pieck.    
          
 

                  "Velen zagen in de stoommonsters een gevaar. Vandaar dat de stoomtram in de stad
                  voorafgegaan werd door een man met een rode vlag.''       Prent door Anton Pieck.

[17] In juni 1880 werd te Hillegom de Noord-Zuid-Hollandsche Stoomtramweg Maatschappij opgericht en de benodigde vergunningen werden in hetzelfde jaar verkregen. De lijn die tussen Haarlem en Leiden aangelegd zou worden werd éénsporig en er moesten op diverse locaties wissels aangelegd worden. Onder andere op het Vierkant ten koste van een drietal bomen en dat ging niet zonder slag of stoot in Lisse. Uiteindelijk ging de gemeenteraad akkoord onder de nodige voorwaarden. Zo moest de eerste tram van Hillegom naar Lisse rijden om vandaar te vertrekken naar Haarlem ‘’ten gerieve van de reizigers (uit Lisse) die wenschen mogten zich naar Haarlem te begeven’’.

In 1880 / 1881 werd de tramlijn tussen Haarlem en Leiden gerealiseerd en in mei 1881 reed de eerste tram. De stoomtram had de bijnamen ‘’Stoof’’ en ‘’Bello’’, betekende Bello mooie locomotief of is hij vernoemd naar een hond ? De tram stopte, in tegenstelling tot de trein, meerdere malen in elk gehucht en elk dorp en stopte zelfs bij het huis van de ‘’bollenheer’’ voor een schone boord voor ‘’meneer’’. In de beginjaren kon men zelfs in – en uitstappen waar je maar wilde. Het vervoer van personen en ook van goederen  tussen de dorpen in de streek en naar Haarlem en Leiden vond toen dan ook vooral via de stoomtram plaats. Vanaf 1 januari 1933 was de tram geëlektrificeerd (met bijnaam ‘’de Blauwe Tram’’) en op 2 januari 1949 is de tram opgeheven en gingen er bussen rijden tussen Haarlem en Leiden.
 
 
De allereerste dienstregeling van de Noord-Zuid-Hollandsche Stoomtramweg
 Maatschappij, ingaande 16 mei 1881.
Bron : Nieuwsblad van de Vereniging Oud Lisse, januari 2008,
De komst van de stoomtram, 1880/188, door Rob Pex.

Volgens mij staat boven Personentarief :
Op alle punten van de weg wordt gelegenheid tot in - en  uitstappen van de reizigers verleend.
Helemaal onderaan staat volgens mij :
De Bagage wordt berekend à 1/3 cent voor 10 kilogram per Kilometer,
gedeelten van centen worden afgerond, het minimum der te berekenen vracht ........

     

Aankomst van de stoomtram uit Leiden op het Vierkant in Lisse, omstreeks 1900.
Bron : Nieuwsblad van de Vereniging Oud Lisse, januari 2008,
De komst van de stoomtram, 1880/188, door Rob Pex.

 

Daar gaat de Blauwe tram richting het Vierkant en Hillegom (tot 1932).
Bron : St. Agatha 1903-2003, ''De glorie en roem van katholiek Lisse'', 2002, Lisette van der Lans
(Ansichtkaart afkomstig van antiquariaat S.C. Lemmers, Lisse)
   

  
Bron : Hillegom in oude ansichten, deel 1, A.M. Hulkenberg, Europese Bibliotheek - Zaltbommel, 1969.

De trekschuit en de diligence hadden er twee geduchte concurrenten bij en
er was weinig drang tot verbetering van de wegen.
De diligence was omstreeks 1900 verleden tijd.
    

Op deze afbeelding staat kolenboer Vos uit Sassenheim.
Bron :
Stichting Oud Sassenheim, www.stichtingoudsassenheim.nl
Mijn overgrootvader en mijn Opa waren vrachtrijder.
Wat ze vervoerden weet ik niet,
maar het zal (denk ik) gegaan zijn zoals op deze afbeelding.

 

 

 

Een ander middel van vervoer was de hondenkar,
''in rust'' aan de Heereweg Lisse, geladen met melkbussen.

 

Bron : Vereniging Oud Lisse

 

 


Dit is ook een vorm van vervoer over land, maar dat was wel je laatste ritje.
Op de plek van aankomst werd je afgeladen en ging je ''ondergronds''.

    

Bron : het boek ''Van Marke naar Maatschap, 150 jaar landbouw in Haaksbergen''.
         Uitgegeven door het Historisch Centrum Haaksbergen.

Rond 1900 kende men ook al snelheidsbeperkingen, binnen de bebouwde kom mocht met paard en wagen niet sneller dan stapvoets gereden worden. En toen kwamen de  personenauto’s rond 1900 en de vrachtauto’s na de eerste wereldoorlog. Toch bleef nog lange tijd het paard en wagen de heerschappij op de weg behouden. In 1938 was het echter nog maar een vijfde deel van wat het vroeger was. En als laatste de fiets, vanaf 1884 werd de fiets met het grote voorwiel en het miniatuur achterwieltje (‘’de kangeroe’’) vervangen door fietsen die veel leken op onze huidige fietsen.

 

Een advertentie uit 1940 van vervoersbedrijf van Zelst in Lisse.
Een van de gebroeders van Zelst was later jaren lang chauffeur bij de grossierderij Schrama.
Bron foto : Albert van Zelst

De advertentie is van augustus 1940 en wat zie ik rechts onderaan :
'' Tijdelijk 3x per week wegens benzine schaarste''.
Tijdelijk was echter niet van korte duur en het werd er niet beter op tijdens WO II.

In het voorjaar en in de zomer had Van der Putten goede klanten aan de
kleinere bollenkwekers. Er was ‘’een strenge scheiding der geesten’’ :
de protestantse bloemisten waren klant bij firma’s als Eigenbrood en Scheepmaker,
de katholieken bij Van der Putten.
Bron : ''En morgen dan ?'', Honderd jaar Van der Putten personen- en vrachtvervoer,
samengesteld door Ed Olivier.

Onderstaande foto is van de (gemotoriseerde) stalhouder Scheepmaker.

  

De foto is afkomstig van de site van Jan van Rooyen http://www.lisseinbeeld.nl/ uit het album ''Lisse hoe het ooit was''.


[1] Bron : De Duin- en Bollenstreek in caert gebracht, J.J.J.M. Beenakker

[2] Bron : 750 jaar kerk in Hillegom, J.J.J.M. Beenakker

[3] Bron : Lisse op de grens van droog en nat, J.J.J.M. Beenakker

[4] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M. Hulkenberg

[5] Bron : ‘t Vermaaklijk Hillegom, A.M. Hulkenberg, uitgeverij Repro-Holland, Alphen a/d Rijn, 1972

[6] Bron : Heemstede in de historie, Leven, werken, handel en koehandel in de woonplaats van Emece, mr. JW Groesbeek

[7] Bron : Verkeer en vervoer in Nederland, schets eener ontwikkeling sinds 1815, H.C. Kuiler

[8] Bron : Holland rond 1840, K. van der Wiel

[9] Bron : Loosterweg 1,2,3 door Hans van de Reep

[10a] Bron :
                Lezen in het duin, Gert Baeyens en Jaap Duyve, Stadsuitgeverij Amsterdam / Gemeentewaterleidingen Amsterdam, 1991

[10b] Bron : Geschiedenis van Lisse in oude ansichten en plattegronden,
                  Overzicht van de bouw- en sloopjaren van alle panden in het centrum van Lisse met vermelding van
                  de hoofdbewoners in de periode 1890-1920,
                  Erik Vergunst, uitgever :
Vergunst, Schoonhoven, 2007

[11] Bron : Lezen in het duin, Gert Baeyens en Jaap Duyve, Stadsuitgeverij Amsterdam / Gemeentewaterleidingen Amsterdam, 1991

[12] Bron : Hillegomse Geschiedenissen, A.M.Hulkenberg (blz 123)

[13a] Bron : Geschiedenis van Bloemendaal en Aerdenhout, Mr. C.W.D. Vrijland e.a.

13b] Bron : Ordehandhaving en brandbestrijding in de achttiende eeuw, Deel 2 door drs. Maarten van Bourgondiën,
              in het nieuwsblad van de vereniging Oud Lisse Jaargang 7 nummer 3 - juli 2008 of
                                                                                              http://www.oudlisse.nl/historie/historie.html

[14] Bron : Herinneringen aan Lisse, I. Bartelds

[15] Bron : Kerken in 800 jaar Lisse, Ed Olivier

[16] Bron : Herinneringen aan Lisse, I. Bartelds

[17] Bron : Nieuwsblad van de Vereniging Oud Lisse Januari 2008, De komst van de stoomtram 1880/ 1881, Rob Pex

Naar boven
                                                    
                                                    

Start | Inleiding | Verantwoording en betrouwbaarheid | Herkomst van de naam 's Gravenmade | Welgeborenen | Leenmannen | Het landschap van de Duin- en Bollenstreek | Van eerste bewoners tot dorpen | Akker- en tuinbouw | Veeteelt | Mest, turf en zand | Konijnen | Blekerijen en wasserijen | Kalkovens en steenfabrieken | Beroepen | Vervoer over land | Vervoer over water | De aanleg van de trekvaart | Landbezit | Woningen, boerderijen en interieur | Communicatie | Politiekbuiten | alle dorpen in de Bollenstreek | Lisse | De Zilk | Noordwijkerhout | Sassenheim | Voorhout | Vogelenzang | Heemstede | Bennebroek | De Kerk | De  Maatschappij | Het Huwelijk | Bevruchting en bevalling | Het Gezin | Het Huishouden | Gezondheid(szorg) en hygiëne | Eten, drinken en genotsmiddelen | Vermaak | Onderwijs | Inkomen, uitgaven en prijzen | Beroepen en functies van de voorouders


 


 

 

 

 

Vervoer over land

free web stats
.-.