Het landschap van de Duin- en Bollenstreek.
Ik raad U aan eerst
de
Inleiding
en
Verantwoording /
betrouwbaarheid
te lezen voordat U een specifieke paragraaf leest.
Zoals eerder vermeld waren vele voorouders boeren. Het landschap in de
Duin- en Bollenstreek, dat in de loop der tijden sterk veranderde, is
ongetwijfeld van invloed geweest op de omstandigheden waaronder zij
leefden en waaronder zij moesten werken.
Bovendien heeft
U zich vast wel eens afgevraagd waarom veel dorpen in de Bollenstreek op
één lijn liggen ? En ook dat veel wegen, de spoorlijn en de Leidse Vaart
van het noorden naar het zuiden lopen. En waarom ligt de Loosterweg
meters hoger dan het omringende land ? Dat kon ik vroeger goed zien
als ik van Lisse naar mijn ‘’verkering’’ in de Zilk fietste. Terug zag
ik dat niet, dan was het al donker. Het ontstaan van het landschap
zal dit verduidelijken.
Circa 10.000-12.000 jaar geleden eindigde de laatste ijstijd. Noord
Europa was voor een groot deel met een ijskap bedekt en de kustlijn lag
ongeveer waar nu de Doggersbank ligt. De temperatuur ging stijgen en
langzaam begon de ijskap te smelten en de zeespiegel te stijgen. Circa
5.000 jaar later wat het zeewater tot onze streek genaderd. Voor onze
kust werden strandwallen gevormd, die van noordoost naar zuidwest liepen
met daartussen lager gelegen gebieden, strandvlakten.
‘’Hoe zag Holland er 5000 jaar v.Chr. uit ?
De kustlijn lag ongeveer waar die nu ligt. Langs de kust zijn duinen met
brede stranden, daarachter een waddengebied, dan een brede kwelzone en
dan eindeloze plassen met riet en elzen.’’
Reconstructietekening
van het landschap in Holland in ongeveer
1700 v. Chr. : redelijk open, met boerderijen en op erven een
systeem van afwateringssloten. Herkenbaar maar toch vreemd : geen
molens, wegen en auto’s.
Bron : Holland Historisch Tijdschrift 2005/4
Vijf duizend jaar geleden werden in onze streek, door een kustgericht
zandtransport, zandbanken evenwijdig aan de kust afgezet van zuid-west
naar noord-oost, zogenaamde strandwallen. Tussen 2850 en 2150 v. Chr. is
de meest oostelijke strandwal ontstaan, deze duinen worden de ‘’Oude
Duinen’’ genoemd. Daarna hebben zich tot 1550 v. Chr. weer verscheidene
strandwallen gevormd. De aangroei van de kust ging door tot in de
Romeinse tijd (55 v. Chr. tot 400 n. Chr). Er was een gesloten kust
ontstaan, onderbroken door enkele riviermondingen. De kustlijn lag toen
op enige afstand ten westen van de huidige kustlijn. Door een
overheersende aanlandige wind vond duinvorming plaats. De duinen raakten
begroeid met planten, die het zand vasthielden. Zij waren tot tien
meter hoog (de hoogte van het stormvloedniveau) en soms meer dan 10 km
breed (de Trapjesberg in Hillegom was wel zo’n 15 tot 20 meter hoog
).
En zij strekten zich uit tot de rand van de huidige Haarlemmermeer.
Tussen de strandwallen lagen zandvlakten. In de laagste delen van de
zandvlakten ontwikkelde zich op de vochtige zandbodem een gesloten
moerasvegetatie met een begin van veenvorming. Door de veengebieden
tussen de strandwallen liepen weteringen welke zorgdroegen voor de
afvoer van water naar de Oude Rijn en de Haarlemmermeer. Er groeiden
struiken en bomen zoals wilgen, elzen en iepen. Dit zompige gebied was
heel moeilijk toegankelijk.
De laagst gelegen delen waren te nat voor weiden, maar door het graven
van veel sloten voor ophoging kon er nog hakhout worden gepoot. Elke 7
jaar werd er gekapt, gesorteerd in takkenbossen, bonestaken, paaltjes
e.d. De takkenbossen werden door de bakkers gekocht om er hun oven mee
te stoken.
Het veengebied begon rond het jaar 1000 te verzanden.
In de duinen werd in de loop der eeuwen tussen de zandkorrels boven de
klei / veenlaag een voorraad zoet water opgeslagen. Vele valleien waren
daardoor langdurig nat en stonden in de winter onder water. Door die
grote waterrijkdom vond er in de duinen dan ook visserij, vogelarij en
zwanerij plaats waarvoor de heren van Brederode het recht bezaten. Veel
later leidde dit tot de Amsterdamse drinkwatervoorziening.
In de jaren 1851, 1852 en 1853 is, op initiatief van de van Lenneps, de
Amsterdamse Waterleiding gerealiseerd. In december 1853 kon men in
Amsterdam een emmer zuiver duinwater kopen voor één cent. In 1896 werd
het particuliere bedrijf omgezet in de gemeentelijke waterleiding.
Mijn moeder is in de Vogelenzang geboren in een boerderij bij een van de
ingangen naar de Amsterdamse drinkwatervoorziening, tegenwoordig heet
het de Oase.
Na het begin van
onze jaartelling raakten de strandwallen bebost met vooral beuken, eiken
en iepen. Omstreeks 200 waren er dichte bossen tussen Katwijk en
Haarlem. De Romeinse keizer Claudius sprak in zijn krijgsbrieven over
‘’de meedogenloze wouden tussen Sassenheim en Alkmaar’’. In de Romeinse
tijd boden deze bossen een natuurlijke bescherming tegen de Romeinen.
De groei van de
strandwallen eindigde in de Romeinse tijd. Eeuwen daarna vond er een
omslag plaats en kwam juist een afname van de kust op gang. Deze
belangrijke verandering vond plaats vanaf de tweede helft van de 10e
eeuw tot in de 13e eeuw langs de gehele kust, er waaiden door
een veranderend klimaat met een sterk toegenomen stormfrequentie grote
hoeveelheden zand op tot hoge duinen direct achter het strand.
Het stuifgeweld vormde duinen tot 40 meter boven NAP in een smalle
strook, enkele kilometers breed, vlak aan de kust. De zogenaamde
‘’Jonge Duinen’’ lagen voor een deel over de ‘’Oude Duinen’’.
Bron :
De
Duin- en Bollenstreek in vogelvlucht, landschap, leven en werken
omstreeks 1800, J.J.J.M. Beenakker, blz. 21.
Het landschap werd naast het klimaat ook door de mens ‘’geschapen’’.
Men schat dat omstreeks het jaar 700 een aanvang is gemaakt met het
egaliseren van de veen – en duingronden in de Bollenstreek
door het rooien van de bomen en struiken in de bossen.
En zo
ontstonden de geestgronden. In deze periode ontstonden ook
de eerste nederzettingen zoals Sassenheim en Lisse.
De kastelen in de Bollenstreek zoals Teylingen, Boekhorst, Brederode en
’t Huys Dever werden op strategische locaties gebouwd, namelijk aan het
einde van een aftakking van een hoofd-strandwal met aan drie zijden
drassig veen tegen de indringers. Van die hoofd-strandwallen is nu niet
veel meer te ontdekken.
Ook werd door de mens ingegrepen in het landschap, omstreeks 700 is het
rooien van de bomen in de bossen begonnen. De kleigebieden en delen van
de zandgronden werden geschikt gemaakt voor de akkerbouw en de veeteelt.
Vanaf ongeveer 1400 werden de veengebieden tussen de strandwallen door
de mens ontgonnen, ontginning werd toen roding genoemd.
Een gerooid stuk bos werd ‘’rode’’ genoemd. De uitgang rode (of roede)
bij plaatsnamen en namen van kastelen en buitenplaatsen herinnert daar
nog aan, bijvoorbeeld Berkenrode in Heemstede, Tetterode in Bloemendaal
en Boekenrode in Aerdenhout. De namen verwijzen soms naar de houtsoort
die er groeide, bijvoorbeeld bij Boekenrode staat boeken voor beuken.
Door de schaarse begroeiing, het hakken van hout en begrazing stoof het
zand landinwaarts en bedekte het oude duinlandschap. Akkers,
boerderijen, zelfs dorpen werden bedolven en bedreigd door zandstormen.
Het stuifzand werd tot aan de huidige ringdijk van de
Haarlemmermeerpolder aangetroffen en had een dikte van tien centimeter.
In de kern van Hillegom werd het veen bedolven met twee meter zand.
Cornelis Claesz (gedoopt in 1660) koopt in 1683 een hofstede genaamd
Marsenberg in Heemstede nadat de waarde in 50 jaar tijd gedaald was van
2650 gulden in 1634 tot 120 gulden ten gevolge van de
zandverstuivingen.
Reeds in de 14e eeuw had de duingebruiker door dat helm dé
zandbinder bij uitstek is. De oudste vermelding van helmbeplanting
dateert uit 1344, toen de Hollandse graaf aan de buren van zijn kasteel
Aelbrechtsberg een vergoeding toekende voor het planten van helm.
Halverwege de 12e
eeuw is de monding van de Oude Rijn bij Katwijk geleidelijk door de
verstuivingen verzand. Door de verzanding van deze en andere
riviermonden vond er een overgang plaats van zilt water naar zoet water.
De verzoeting van het water in combinatie met een vochtig en koel
klimaat veroorzaakte een sterke veenvorming. Waar nu de
Haarlemmermeerpolder is lag toen een veenlaag met een dikte van 4 tot 6
meter. Door de verzanding was een andere manier van afwatering
noodzakelijk. Er werden dwars door de strandwallen watergangen gegraven,
waarschijnlijk gebruikmakend van bestaande veenstroompjes. Zo werd het
overtollige water afgevoerd naar de Haarlemmermeer.
Het Mallegat bij de Engel (in Lisse) en de Hillegommer Beek zijn voorbeelden van
afwateringen naar de Haarlemmermeer.
Omstreeks 1400 is er een centrale afwateringssloot gegraven, genaamd ‘’Schouwater’’,
de latere Schulpvaart. Deze is later gebruikt bij de aanleg van de
Leidse Vaart.
De drie eeuwen tussen 1550 en 1850 waren kouder dan nu en weerkundigen
spraken zelfs van ‘’de kleine ijstijd’’. Door de komst van deze kleine
ijstijd kwamen de stuifgebieden In het midden van de 16e eeuw
tot rust en de stuifgebieden raakten begroeid met ruig struikgewas en
opschietend hout.
De Kleine IJstijd ontleent zijn naam aan het feit dat de gemiddelde
temperatuur ZOU zijn gedaald. Het is echter geen aaneengesloten lange
koude periode geweest en op geen enkele wijze heeft het geleid tot de
terugkeer van ijskappen in Nederland. Tijdens de Kleine IJstijd was de
temperatuur op het noordelijk halfrond 0.4 tot 0.6 graden Celsius lager
dan die van de recente halve eeuw.
Rond 1800 ging men de verstuiving tegen door bebossing van de duinen met
dennen, sparren en loofbomen. In de omgeving van Aerdenhout en
Bloemendaal kunnen we daar nu nog van genieten.
Omstreeks 1800
zien we ten oosten van de binnenduinrand de ontgonnen gronden met
weiden, losse akkers en tuinbouwgronden. Daartussen liggen bossen op
langgerekte oude strandwallen van Noord naar Zuid. Het noorden van de
streek was zeer bosrijk, bij Lisse begon een aaneengesloten gebied dat
doorliep tot voorbij Hillegom. De akkers en tuinbouwgronden liggen op de
oude strandwallen. De weiden liggen op de veengronden tussen de
strandwallen en in poldertjes ten westen van de huidige Haarlemmermeer.
De meeste polders waren in de loop van de 17e eeuw gesticht.
Qua grondgebruik waren de weilanden duidelijk overheersend. Rond 1800
was nog weinig te ontdekken van de bollenteelt in de streek, vanaf 1830
begint de schaalvergroting van de bollenteelt.
Op welke duinen
liggen nu de dorpen van de Bollenstreek ?
Legenda :
zwart-bruin : I t/m IV zijn de oude
duinen,
geel : strandvlakten met weteringen
oranje : kleïïge afzettingen van de
Noordzee in het westen en de Rijn in het oosten
groen : ''Holland'veen''
rode stippellijn : de oostrand
jonge duinen
1 Bennebroek
2 Hillegom
3 Lisse
4 Sassenheim
5 Warmond
6 de Zilk
7 Noordwijkerhout
8 Voorhout
9 Oegstgeest
10 Rijnsburg
11 Katwijk aan de Rijn
12 Katwijk aan Zee
13 Noordwijk aan Zee
14 Noordwijk Binnen
Getekend door John van Schoor
Bron :
De
Duin- en Bollenstreek in vogelvlucht, landschap, leven en werken
omstreeks 1800,
J.J.J.M. Beenakker, blz. 24
De veengebieden zijn nu nog herkenbaar naast de
Leidse Vaart voor zover die gebieden niet ‘’omgetoverd’’ zijn tot land
voor de bollenteelt. In het begin van de jaren twintig van de 20e
eeuw was een gebied van ongekend natuurschoon veranderd (zeg maar
verkracht) in een troosteloze vlakte met ongeveer één maand van
kleurenpracht en elf maanden zand per jaar.
Ik ben het hier duizend
procent mee eens, is dat de reden dat ik niets met bollen heb. Het
tegenwoordige Keukenhofbos is een van de weinige plaatsen
waar de ‘’Oude Duinen’’ en de oude bossen nog bewaard zijn gebleven.
Graaf van Lynden, de eigenaar van het kasteel, vertikte het om zijn
landgoed te laten afgraven. De toenmalige burgemeester vond hem
asociaal, ik vind dat hij een standbeeld verdient. Als kind
kwam ik regelmatig in het Reigersbos, met de zeven heuvelen, met de
graven van de overleden honden van de gravin van Lynden, de lelietjes
van Dalen en het kasteel van Graaf van Lynden.
Ook in het Groenendaal in Heemstede zijn de oude
bossen nog te bewonderen.
Bron : Holland
Historisch Tijdschrift 2005-4, Buitendijks, L. Kooijmans
Bron : 150
jaar Noord-Holland en Zuid-Holland, 1990,
Stichting Hollandse Historische Reeks,
den Haag
Bron : Wassergeest te Lisse, R.J. Pex, Wassergeest te Lisse
door R.J. Pex, 2004,
uitgegeven door Grimbergen Boeken Lisse en de Stichting
Historische reeks Duin – en Bollenstreek.
Bron : Oud
Rechterlijk Archief Haarlem , inv. nr. 1071
(W.Post, datum ligt tussen 8-4-1683 en 16-9-1688)
Naar boven
Inleiding | Verantwoording en betrouwbaarheid | Herkomst van de naam 's Gravenmade | Welgeborenen | Leenmannen | Het landschap van de Duin- en Bollenstreek | Van eerste bewoners tot dorpen | Akker- en tuinbouw | Veeteelt | Mest, turf en zand | Konijnen | Blekerijen en wasserijen | Kalkovens en steenfabrieken | Beroepen | Vervoer over land | Vervoer over water | De aanleg van de trekvaart | Landbezit | Woningen, boerderijen en interieur | Communicatie | Politiekbuiten | alle dorpen in de Bollenstreek | Lisse | De Zilk | Noordwijkerhout | Sassenheim | Voorhout | Vogelenzang | Heemstede | Bennebroek | De Kerk | De Maatschappij | Het Huwelijk | Bevruchting en bevalling | Het Gezin | Het Huishouden | Gezondheid(szorg) en hygiëne | Eten, drinken en genotsmiddelen | Vermaak | Onderwijs | Inkomen, uitgaven en prijzen | Beroepen en functies van de voorouders
|